5H herhaling 4H: molariteit

opgave molariteit
5H SK LPM
uitleg theorie
maken van de opgave (met hulpvragen)
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

opgave molariteit
5H SK LPM
uitleg theorie
maken van de opgave (met hulpvragen)

Slide 1 - Diapositive

molariteit = mol/L
  • meerdere mogelijkheden om te noteren:
  • molair     of     M    of    [ ] in mol/L    of     mol L-1
  • bijvoorbeeld 0,25 M gebruiken in verhoudingstabel:
  • 0,25 M is 0,25 molair = 0,25 mol per 1 liter:
mol
0,25
...
L
1
...

Slide 2 - Diapositive

opgave
25 mL van een oplossing van 0,25 M aluminiumchloride en 75 mL 0,15 M kaliumchloride worden samengevoegd
25 ml 
0,25 M AlCl3
75 ml 
0,15 M KCl

Slide 3 - Diapositive

a. Geef de oplosvergelijking van aluminiumchloride
tip
geef eerste de juiste formule en bedenk wat er met de deeltjes van een zout gebeurt, als het zout oplost... (kijk eventueel in Binas 45A)
A
AlCl3+H2OAl+Cl3+H2O
B
AlCl3Al3++Cl3
C
AlCl3Al+Cl3
D
AlCl3Al3++3Cl

Slide 4 - Quiz

antwoord op a:     
AlCl3 → Al3+ + 3 Cl-
zout lost op --> splitst in ionen
(let op de lading!)
AlCl3 splitst in 1 x Al3+ en 3 x Cl- 
1                     :         1         :        3
Zie het plaatje, 
voorbeeldje met NaCl
 NaCl --> Na+ + Cl-

Slide 5 - Diapositive

b. Geef nu zelf de oplosvergelijking van kaliumchloride

Slide 6 - Question ouverte

c. Hoeveel mol aluminiumionen zijn aanwezig in 25 mL van de 0,25 M aluminiumchloride oplossing? 
Maak de tabel compleet en reken zelf uit.
mol Al3+
   x = ...
L
25
0,025
1
0,25
0,00625

Slide 7 - Question de remorquage


c. Reken nu zelf uit hoeveel Cl- ionen er in de  in 25 mL van de 0,25 M AlCl3-oplossing zitten. Denk aan de verhouding uit de reactievergelijking AlCl3 : Cl- = 1 : 3

Slide 8 - Question ouverte

d. Hoeveel mol kalium-ionen en chloride-ionen zijn aanwezig in 75 mL van de 0,15 M kaliumchloride oplossing?
A
allebei 0,15 mol
B
Kalium 0,15 en chloride 0,30
C
allebei 0,01125 mol
D
Kalium 0,011 en chloride 0,022

Slide 9 - Quiz

e. Wat is het totale volume wanneer de oplossingen samengevoegd zijn?
A
25 mL
B
50 mL
C
75 mL
D
100 mL

Slide 10 - Quiz

f. hoe kun je bereken hoeveel mol er van alle ionen aanwezig is in de nieuwe oplossing?
A
door aantallen van kalium, chloride en aluminium bij elkaar op te tellen
B
kalium en aluminium heb je net berekend, chloride moet je nog bij elkaar optellen
C
geen idee
D
alledrie goed

Slide 11 - Quiz

g. En hoe bereken je dan de concentratie in mol/L (=MOLARITEIT) van de drie soorten ionen in de nieuwe oplossing?
A
Je wil weten hoeveel er in 1 Liter zou zitten, dus moet je corrigeren voor 25 mL
B
Je wil weten hoeveel er in 1 Liter zou zitten, dus moet je corrigeren voor 75 mL
C
Niks extra, hetzelfde als bij e.
D
Je wil weten hoeveel er in 1 Liter zou zitten, dus moet je corrigeren voor 100 mL

Slide 12 - Quiz

Bij vraag g: wat is de juiste verhoudingstabel voor welk ion?
mol
x
 6,25 .10-3     
L
1,0
 1,00 .10-1     
mol
x
3,00 .10-2
L
1,0
 1,00 .10-1     
mol
x
1,125 .10-2
L
1,0
 1,00 .10-1     
Al3+
K+
Cl-

Slide 13 - Question de remorquage

Vond je het fijn om zo door de vraag heen te worden geholpen?
Heb je nog tips?

Slide 14 - Question ouverte

Slide 15 - Diapositive