Herhaling stijl en werkwoordspelling
1 / 24
La durée de la leçon est: 60 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Wat vul je in?
Die man is twee keer zo sterk ... ik.
Die man is twee keer zo sterk ... ik.
timer
0:20
A
als
B
dan
Slide 3 - Quiz
timer
0:30
doordat
omdat
Ik was niet op tijd op school ... het sneeuwde.
Piet doet vaker dat soort dingen, ... hij indruk wil maken
Slide 4 - Question de remorquage
Welke zin/zinnen zijn juist?
timer
0:45
A
Dat is het ergste wat me ooit is overkomen!
B
De student met wie ik altijd samenwerk, is vandaag afwezig.
C
Er is nog veel dat ik je niet heb kunnen vertellen.
D
Hij wilde maar niet weggaan, wat ik erg irritant vond.
Slide 5 - Quiz
Wat is juist?
Ik ... me aan jouw gedrag!
Ik ... me aan jouw gedrag!
timer
0:20
A
erger
B
irriteer
Slide 6 - Quiz
Wat is juist?
Hij ... het meisje dat naast hem zit.
Hij ... het meisje dat naast hem zit.
timer
0:20
A
ergert
B
irriteert
Slide 7 - Quiz
Wat is juist?
Wij ... ons dat het een lastige klus is.
Wij ... ons dat het een lastige klus is.
timer
0:20
A
beseffen
B
realiseren
Slide 8 - Quiz
timer
0:45
allen
alle
alle
De moeders willen om half vier ... hun kinderen ophalen.
... cadeaus waren gekocht door Marie en Youssef.
Ze bleven ... de hele nacht blaffen.
Slide 9 - Question de remorquage
timer
0:30
die
dat
dit
deze
de-woorden
het-woorden
Slide 10 - Question de remorquage
Wat is juist? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
Ik wil een grote vaas gebruiken. Kun je me ... aangeven?
Ik wil een grote vaas gebruiken. Kun je me ... aangeven?
timer
0:30
A
die
B
dat
C
dit
D
deze
Slide 11 - Quiz
Wat is juist?
Wil ... ... tas morgen komen op komen halen?
Wil ... ... tas morgen komen op komen halen?
timer
0:20
A
jij, jou
B
jou, jouw
C
jij, jouw
D
jou, jou
Slide 12 - Quiz
Wat is juist?
Is dat boek van ... of is dat van ...?
Is dat boek van ... of is dat van ...?
timer
0:20
A
jij, hij
B
jij, hem
C
u, hij
D
u, hem
Slide 13 - Quiz
Welke grammaticale termen horen bij welke vorm?
timer
0:30
lijdend voorwerp
onderwerp
meewerkend voorwerp
zij
hun
hen
Slide 14 - Question de remorquage
Een reeks artikelen ... opgenomen
in de dorpskrant.
in de dorpskrant.
timer
0:20
A
ben
B
is
C
zijn
Slide 15 - Quiz
Maar twintig procent van de aanwezigen ... voor.
timer
0:20
A
stemde
B
stemden
Slide 16 - Quiz
De dames uit Amsterdam ... de boel
op stelten.
op stelten.
timer
0:20
A
zet
B
zette
C
zetten
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Diapositive
Vul in: beloven
Het ... zakgeld werd niet aan de jongen uitgekeerd.
Het ... zakgeld werd niet aan de jongen uitgekeerd.
timer
0:20
Slide 19 - Question ouverte
Vul in: verspreiden
Het nieuwtje ... zich al snel door de school.
Het nieuwtje ... zich al snel door de school.
timer
0:20
Slide 20 - Question ouverte
Vul in: betwisten
Gisteren ... beide generaals elkaar nog de macht.
Gisteren ... beide generaals elkaar nog de macht.
timer
0:20
Slide 21 - Question ouverte
Vul in: stofzuigen
Ik heb gisteren nog het hele huis ...!
Ik heb gisteren nog het hele huis ...!
timer
0:20
Slide 22 - Question ouverte
Vul in: vergaderen
Het team ... morgen de hele avond.
Het team ... morgen de hele avond.
timer
0:20
Slide 23 - Question ouverte
Vul in: verloten
De ... cadeaus werden meteen uitgereikt aan
de winnaars.
timer
0:20
