Cette leçon contient 50 diapositives, avec diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Aujourd'hui, c'est le lundi 7 mars
Bienvenue au cours de français!
Slide 1 - Diapositive
AUJOURD'HUI Vandaag
On corrige l'interro
We kijken de SO na.
On parle et on fait une interview.
Slide 2 - Diapositive
On corrige l'interro - SO nakijken
Schrijf op je SO:
je TOP: Wat heb je goed gedaan?
je TIP: wat kun je beter doen?
Slide 3 - Diapositive
On corrige l'interro - SO nakijken
Voorbeelden
regelmatig geleerd
Vooral fouten bij de werkwoorden
herhalen APP3 of APP5?
Oefeningen voor APP 3 en 5
worden schrijven
flexuur (vrijdag)
etc
Slide 4 - Diapositive
VRAAGWOORDEN
Welke vraagwoorden ken je in het Nederlands?
Waarom zijn vraagwoorden handig?
Welke vraagwoorden ken je al in het Frans?
Slide 5 - Diapositive
Page 99 BOEK / LIVRE VRAAGWOORDEN
Slide 6 - Diapositive
Page 99 BOEK / LIVRE VRAAGWOORDEN
Slide 7 - Diapositive
Page 99 QUAND ?
Slide 8 - Diapositive
Page 99 COMBIEN ?
Combien de frères et soeurs tu as?
Tu as combien de frères et soeurs?
Slide 9 - Diapositive
Zinnen bouwen in het Nederlands
Probeer de volgende zin op een andere manier te formuleren:
"Ik ga morgen een hamburger eten met mijn broer."
Slide 10 - Diapositive
Bouwstenen voor zinnen in het Nederlands
Mijn ouders hebben twee kinderen.
Ikheb(aan) Tomde antwoorden gevraagd.
Onderwerp
Werkwoordelijk gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Overig: (bijwoordelijke bepaling en overig)
Slide 11 - Diapositive
Zinnen bouwen in het Frans
Mijn ouders hebben twee kinderen.
= Mes parentsontdeux enfants.
Slide 12 - Diapositive
Basismodel van de woordvolgorde
van een Franse zin
Onderwerp - gezegde - Lijdend voorwerp - bepaling
Het huisis mooi. = La maisonest belle
Ook bij vragende zinnen kun je bijna altijd de volgorde van de bevestigende aanhouden.
Ishet huis mooi ? = ( Est-ce que ) la maisonest belle ?
Slide 13 - Diapositive
Franse zinnen bouwen
Onderwerp - gezegde - Lijdend voorwerp - overig
maak 1 Franse zin met de woorden die je tot nu toe geleerd hebt.
schrijf/onderstreep met rood het onderwerp, met groen het gezegde , met blauw het lijdend voorwerp en met zwart de bepaling.
Slide 14 - Diapositive
Boek p. 61 Exercice 15
Slide 15 - Diapositive
Page 99 BOEK / LIVRE EXERCICE 17/B
Travaillez à deux. Faites une interview.
Werk in duo. Bedenk 5 vragen. Je mag de 5 vragen opschrijven. Hou daarna met elkaar het interview.
timer
10:00
Slide 16 - Diapositive
Les devoirs - Huiswerk
LEREN APP 10 p. 109
Interview afmaken
KLEURPOTLODEN MEENEMEN.
Huiswerk staat ook op MAGISTER.
Slide 17 - Diapositive
aimer - adorer- préférer - détester
Wat is er bijzonders met: AIMER - houden van J'aime LE tennis. DÉTESTER - een hekel hebben aan Je déteste LES maths. ADORER - dol zijn op J'adore LA biologie. PRÉFÉRER - liever hebben Je préfère L' histoire
Ik ben dol op X tennis. J'adore le tennis.
IN HET FRANS heb je le, la, les, l' nodig NA aimer/détester/ adorer/préférer.
Slide 18 - Diapositive
Exercice
Ze houdt van sport.
elle aime le sport.
Jij hebt liever musicals.
Tu préfères les comédies musicales.
Ik heb een hekel aan huiswerk.
je déteste les devoirs.
We zijn dol op muziek.
Nous adorons la musique. On adore la musique.
Ik hou van honden.
J'aime les chiens.
Slide 19 - Diapositive
APP 5 en woorden APP 1.2.4
Enzo aime .....wiskunde.
Enzo aime les maths. (mathématiques)
J'adore ..... gechiedenis
J'adore l'histoire.
Vous détestez ..........computers
vous détestez les ordinateurs.
Slide 20 - Diapositive
We oefenen APP 3 met woorden APP1.2.4
begin jij?
tu commences
de leraar legt uit.
le prof explique
ik zoek een etui
je cherche une troussen
jullie vragen
vous demandez
we geven het potlood.
nous donnons le crayon.
de leerlingen kijken naar het bord.
les élèves regardent.
Slide 21 - Diapositive
We oefenen APP 3 met woorden APP1.2.4
de leerlingen kijken naar het bord.
les élèves regardent.
het weekend begint zaterdag of vrijdag?
le weekend commence samedi ou vendredi?
blijf je zitten in de brugklas?
tu redoubles la cinquième?
u kijkt televisie, mevrouw?
vous regardez la télévision, madame?
wat vind je best leuk?
qu'est-ce que tu aimes bien?
Slide 22 - Diapositive
Theater in het Frans We doen even alsof we op een Franse school zitten
Slide 23 - Diapositive
Werkwoorden die eindigen op -ER
dans-er (stam+ER) dansen
je dans-e ik dans
tu dans- es jij danst
il/elle/on dans-e hij/zij danst
nous dans-ons wij dansen
vous dans-ez jullie dansen, u danst
ils/elles dans-ent zij dansen
Slide 24 - Diapositive
APP 3 regelmatige werkwoorden op -ER
maak aantekeningen
dans-er (stam+ER)
je dans -e
tu dans - es klank 1 (stomme e)
il/elle/on dans -e
nous dans -ons klank 2 zoals on (stomme letter s)vous dans -ez klank 3 zoals theeils/elles dans -entklank 1 (stomme e)
Slide 25 - Diapositive
APP 3 regelmatige werkwoorden op -ER
maak aantekeningen
oubli-er (stam+ER)
j' oubli -e
tu oubli - es
il/elle/on oubli-e
nous oubli -ons
vous oubli -ez
ils/elles oubli -ent
Slide 26 - Diapositive
APP 3 regelmatige werkwoorden op -ER
--> explain everything
wat is een stam? wat zijn de uitgangen?
wat gebeurt met de stam bij het vervoegen?
wat gebeurt met de uitgangen bij het vervoegen?
Uitgangen: Klinken ze alle hetzelfde? Klinken ze alle verschillend?
hoeveel verschillende klanken hoor je?
Slide 27 - Diapositive
APP 3 regelmatige werkwoorden op -ER
maak aantekeningen
dans-er (stam+ER) hele werkwoord dansen
je dans-e ik dans
tu dans- es jij danst
il/elle/on dans-e hij/zij danst
nous dans-ons wij dansen
vous dans-ez jullie dansen, u danst
ils/elles dans-ent zij dansen
Slide 28 - Diapositive
We doen even alsof we op een Franse school zitten
dans-er (stam+ER) dansen
je dans-e ik dans
tu dans- es jij danst
il/elle/on dans-e hij/zij danst
nous dans-ons wij dansen
vous dans-ez jullie dansen, u danst
ils/elles dans-ent zij dansen
Slide 29 - Diapositive
uitspraak: Exercice 8A- 3 p. 91
We maken de oefening samen.
Slide 30 - Diapositive
edition.thiememeulenhoff.nl
Slide 31 - Lien
uitspraak: Exercice 8A- 3 p. 91
je joue 8
elle aime 1
tu habites 7
il prépare -
nous dansons 2
vous téléphonez 4
ils regardent 6
on organise 3
elle parle 5
Slide 32 - Diapositive
uitgangen: Exercice 8A- 4 p. 91
je joue 8
elle aime 1
tu habites 7
il prépare -
nous dansons 2
vous téléphonez 4
ils regardent 6
on organise 3
elle parle 5
Slide 33 - Diapositive
uitspraak: Exercice 8A- 5 p. 91
Wat valt je op bij de uitspraak van de uitgangen -e , -es en -ent?
5 De uitgangen -e, -es, en -ent spreek je op dezelfde manier uit.
Slide 34 - Diapositive
APP 3 Nakijken Exercice 8A- 6 p. 91
Slide 35 - Diapositive
APP 3 Nakijken Exercice 8B p. 91- 92
1 Je regarde le tableau.
2 On invite les copains.
3 Nous adorons la musique.
4 Romain prépare la fête d’anniversaire.
5 Elles habitent près de la piscine.
6 Tu travailles au supermarché ?
Slide 36 - Diapositive
APP 3 Nakijken Exercice 8C p. 92
1 Tu joues du piano.
2 Vous écoutez la musique.
3 Nous habitons dans un appartement.
4 Maura et Charly mangent un hamburger ?
5 J’aime la Formule 1.
6 On regarde le programme de sport.
Slide 37 - Diapositive
APP 2 Je kunt een interview over school begrijpen met behulp van afbeeldingen
Oefening 6 p. 89- 90 (was huiswerk)
Slide 38 - Diapositive
APP 2 on corrige l'exercice 6 p. 89
1
a vrai J’ai quatorze ans.
b faux Ma classe est cool.
c faux Le prof d’anglais, il est très strict.
2
A
Slide 39 - Diapositive
APP 2 on corrige l'exercice 6 p. 89
3
Omdat hij twee zusjes heeft, doet hij de deur van zijn kamer dicht als hij huiswerk maakt. Dan laten ze hem met rust.
Slide 40 - Diapositive
APP 2 on corrige l'exercice 6 p. 89
4
2 Ik kijk in mijn agenda.
4 Ik zoek antwoorden op internet.
5 Ik overleg met vrienden.
1 Ik pak mijn tas.
3 Ik maak oefeningen en ik leer.
Slide 41 - Diapositive
APP 2 on corrige l'exercice 6 p. 89
5 Hij maakt muziek, hij speelt gitaar en kijkt naar een film.
6 je ferme, je cherche, je demande, j’aime
7
a est-ce que
b Je vertaalt deze woorden niet.
Slide 42 - Diapositive
APP 2 on corrige l'exercice 6 p. 89
8
a school
b Quand un exercice est trop difficile, je demande à mes copains sur WhatsApp ou je cherche les réponses sur Internet.