BSR 15/2 u3bd Woordenschat H3 - deel 2

Open je boek alvast op blz. 104-105.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

blz. 102-103 : Woordenschat H3
Figuurlijk taalgebruik
Voordat we beginnen:
Welkom U3BD
Hoofdstuk 3
SMAAK
timer
3:00
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Open je boek alvast op blz. 104-105.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

blz. 102-103 : Woordenschat H3
Figuurlijk taalgebruik
Voordat we beginnen:
Welkom U3BD
Hoofdstuk 3
SMAAK
timer
3:00

Slide 1 - Diapositive

Waar werken in deze les naartoe?
  • Je kunt figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken. 
  • Je kunt de betekenis van woorden en uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek.
  • Je kent de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen in deze paragraaf. 

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Deze les                45 minuten
Verder met hoofdstuk 3
Herhaling van de vorige les
Opdracht 4 t/m 7 nakijken.
Verder werken aan de opdracht
over korte film Champ 
Gezamenlijk afronden
10 minuten
10 minuten
15 minuten

10 minuten

Slide 4 - Diapositive


Hoe kun je de betekenis van een onbekend woord ook alweer vinden?
Wat is letterlijk taalgebruik?
Wat is figuurlijk taalgebruik?
Woordenschat h1 t/m H3. 
Hoe zat het ook alweer?

Slide 5 - Diapositive

Hoe kun je de betekenis van een onbekend woord ook alweer vinden?

Hoe kun je de betekenis van een onbekend woord ook alweer vinden?
Wat is formeel (officieel) taalgebruik? 
In welke situaties gebruik je formeel taalgebruik?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is letterlijk taalgebruik? Beschrijf in je eigen woorden en geef een voorbeeld.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is figuurlijk taalgebruik? Beschrijf in je eigen woorden en geef een voorbeeld.

Slide 8 - Question ouverte

Figuurlijk

taalgebruik

Slide 9 - Diapositive

Uitlegfilmpje

Slide 10 - Diapositive


LETTERLIJK OF FIGUURLIJK?


Slide 11 - Diapositive


LETTERLIJK OF FIGUURLIJK?


Slide 12 - Diapositive

De appel valt niet ver van de boom.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 13 - Quiz

Zij zijn sinds dit jaar twee handen op één buik.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 14 - Quiz

Die man trapt alleen maar open deuren in.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 15 - Quiz

Veronica heeft nieuwe voetbalschoenen gekocht.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 16 - Quiz

Figuurlijk taalgebruik 
Bij figuurlijk taalgebruik wordt iets anders bedoeld dan wat er eigenlijk staat. Ik heb een nieuwe auto op de kop getikt. Dat betekent niet dat je de auto slaat, maar dat je deze voor weinig hebt kunnen kopen.

Slide 17 - Diapositive

Figuurlijk taalgebruik 
  • Spreekwoorden
  • gezegdes
  • uitdrukkingen

Slide 18 - Diapositive

Wat?
Hoofdstuk 3: Smaak (blz. 102- 107) Woordenschat H3.
Figuurlijk taalgebruik. 
Opdracht 4 t/m 7.
Hoe?
In je schrift. Met z'n allen. Schrijf en check mee! Je moet deze woorden en uitdrukkingen leren voor de toets.
Hulp
Steek je vinger op als je iets niet begrijpt. 
Tijd
10 minuten.
Klaar?
Verder werken aan de filmopdracht.
Nakijken
timer
10:00

Slide 19 - Diapositive

Wat?
Check of jij je blogpostopdracht op de juiste manier hebt ingeleverd. Ga daarna verder met de korte film Champ. Deze moet aan het einde van de les af.
Hoe?
Op je Ipad. Antwoord in volledige zinnen en geef uitgebreid antwoord.
Hulp
opdracht over de korte film Champ (de vragen).
Tijd
15 minuten.
Klaar?
Kom bij mij langs om je antwoorden te checken op taalverzorging en volledigheid.
Zelfstandig maken 
timer
15:00

Slide 20 - Diapositive

Tongbrekerstest
Lees eerst de zes tongbrekers hieronder voor jezelf goed door. Doe dan samen met een klasgenoot de tongbrekerstest. Lees ze om de beurt hardop voor. Wie kan de meeste tongbrekers foutloos opzeggen?
1. De slome slak eet slappe sla.
2. De kat krabt de krullen van de trap.
3. Zij sneed zeven scheve sneden brood.
4. Drie dikke drilboren drillen door drie dikke deuren.
5. De koetsier poetst de postkoets met de postkoetspoets.
6. Ping en Pong speelden pingpong: Ping pingpongde de pingpongbal naar Pong en Pong pingpongde de pingpongbal naar Ping.

Slide 21 - Diapositive

Waar werken in deze les naartoe?
  • Je kunt figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken. 
  • Je kunt de betekenis van woorden en uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek.
  • Je kent de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen in deze paragraaf. 

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Schrijf een zin waarin letterlijk, en een zin waarin figuurlijk taalgebruik voorkomt.

Slide 24 - Question ouverte

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencode:
u3bd: uecuk

Slide 25 - Diapositive