BSR 12/2 u3bd Woordenschat H3

Open je boek alvast op blz. 102-103.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

blz. 102-103 : Woordenschat H3
Figuurlijk taalgebruik
Voordat we beginnen:
Welkom U3BD
Hoofdstuk 3
SMAAK
timer
3:00
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Open je boek alvast op blz. 102-103.
Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

blz. 102-103 : Woordenschat H3
Figuurlijk taalgebruik
Voordat we beginnen:
Welkom U3BD
Hoofdstuk 3
SMAAK
timer
3:00

Slide 1 - Diapositive

Waar werken in deze les naartoe?
  • Je kunt figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken. 
  • Je kunt de betekenis van woorden en uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek.
  • Je kent de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen in deze paragraaf. 

Slide 2 - Diapositive

Deze les                45 minuten
Verder met hoofdstuk 3
Herhaling Woordenschat H1 en H2
Uitleg Woordenschat H3.
Startopdracht maken
Opdracht 1 maken
Tijd voor huiswerkopdrachten
Gezamenlijk afronden
5 minuten
10 minuten
5 minuten
5 minuten
10 minuten
5 minuten

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Tekstverband         Signaalwoorden
Opsommend tekstverband
ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook, verder, en, bovendien
Tegenstellend tekstverband
tegenover, maar, toch, echter, aan de ene kant ... aan de andere kant.

Slide 5 - Diapositive


Hoe kun je de betekenis van een onbekend woord ook alweer vinden?
Wat is formeel (officieel) taalgebruik? 
In welke situaties gebruik je formeel taalgebruik?
Woordenschat H1 en H2. 
Hoe zat het ook alweer?

Slide 6 - Diapositive

Hoe kun je de betekenis van een onbekend woord ook alweer vinden?

Hoe kun je de betekenis van een onbekend woord ook alweer vinden?
Wat is formeel (officieel) taalgebruik? 
In welke situaties gebruik je formeel taalgebruik?

Slide 7 - Question ouverte

Wat is formeel (officieel) taalgebruik?

Slide 8 - Question ouverte

In welke situaties gebruik je formeel taalgebruik?

Slide 9 - Question ouverte

Figuurlijk

taalgebruik

Slide 10 - Diapositive

Uitlegfilmpje

Slide 11 - Diapositive


LETTERLIJK OF FIGUURLIJK?


Slide 12 - Diapositive


LETTERLIJK OF FIGUURLIJK?


Slide 13 - Diapositive

Mijn broer krijgt de baard in de keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 14 - Quiz

Ze viel over de vuilniszak, toen ze naar binnen liep.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 15 - Quiz

Je moet nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 16 - Quiz

Is dit letterlijk of figuurlijk taalgebruik?
A
Letterlijk
B
Figuurlijk

Slide 17 - Quiz

Figuurlijk taalgebruik 
Bij figuurlijk taalgebruik wordt iets anders bedoeld dan wat er eigenlijk staat. Ik heb een nieuwe auto op de kop getikt. Dat betekent niet dat je de auto slaat, maar dat je deze voor weinig hebt kunnen kopen.

Slide 18 - Diapositive

Figuurlijk taalgebruik 
  • Spreekwoorden
  • gezegdes
  • uitdrukkingen

Slide 19 - Diapositive

Startopdracht (blz. 102).

Slide 20 - Diapositive

Wat?
Hoofdstuk 3: Smaak (blz. 102- 107) Woordenschat H3.
Figuurlijk taalgebruik. 
Opdracht 1. 
Hoe?
In je schrift. Zelfstandig. Schrijf en check mee.
Hulp
Steek je vinger op als je iets niet begrijpt. 
Tijd
10 minuten.
Klaar?
Maak een start met opdracht 4 of lever je blogpostopdracht in via Magister.
Samen maken
timer
10:00

Slide 21 - Diapositive

Wat?
Hoofdstuk 3: Smaak (blz. 102- 107) Woordenschat H3.
Figuurlijk taalgebruik. 
Opdracht 2 en 3.
Hoe?
In je schrift. Zelfstandig. Schrijf en check mee.
Hulp
Steek je vinger op als je iets niet begrijpt. 
Tijd
10 minuten.
Klaar?
Maak een start met opdracht 4 of lever je blogpostopdracht in via Magister.
Zelfstandig maken (huiswerk)
timer
10:00

Slide 22 - Diapositive

Tongbrekerstest
Lees eerst de zes tongbrekers hieronder voor jezelf goed door. Doe dan samen met een klasgenoot de tongbrekerstest. Lees ze om de beurt hardop voor. Wie kan de meeste tongbrekers foutloos opzeggen?
1. De slome slak eet slappe sla.
2. De kat krabt de krullen van de trap.
3. Zij sneed zeven scheve sneden brood.
4. Drie dikke drilboren drillen door drie dikke deuren.
5. De koetsier poetst de postkoets met de postkoetspoets.
6. Ping en Pong speelden pingpong: Ping pingpongde de pingpongbal naar Pong en Pong pingpongde de pingpongbal naar Ping.

Slide 23 - Diapositive

Waar werken in deze les naartoe?
  • Je kunt figuurlijk taalgebruik herkennen en gebruiken. 
  • Je kunt de betekenis van woorden en uitdrukkingen opzoeken in een woordenboek.
  • Je kent de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen in deze paragraaf. 

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Schrijf een zin waarin figuurlijk taalgebruik voorkomt.

Slide 26 - Question ouverte

Neem deel onze LessonUp klas
Wat kun je hier vinden?
  • LessonUps
  • Video's
  • Handige websites 

Klassencode:
u3bd: uecuk

Slide 27 - Diapositive