8-12 mei Poezie en stijlfiguren

T G 3 D
Welkom



1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

T G 3 D
Welkom



Slide 1 - Diapositive

Onderwerpen P4: literatuur

  • roman: De jongen op de berg
  • theorie verhaalanalyse (zie werkboekje) met alle opdrachten
  • Nieuw Nederlands: beeldspraak, stijlfiguren
  • de achtergrondinformatie bij de roman

  • TEA 4: summatieve toets literatuur


    Slide 2 - Diapositive

    Programma deze week
    • Poëzie en stijlfiguren
    • Bespreking toets
    • donderdag: Spaans-Nederlandse les

    Slide 3 - Diapositive

    Leerdoelen deze week

    • Je kunt stijlfiguren omschrijven, herkennen en gebruiken





    Slide 4 - Diapositive

    Huiswerk
    Lezen t/m hst 7




    Bespreken

    Slide 5 - Diapositive

    Herken je deze vormen van taal...?

    Slide 6 - Diapositive

    Bijzondere formuleringen
    • Het enige waarin Poetin geïnteresseerd is, is macht, macht en nog eens macht. 
    • Hij koopt graag T-shirts, broeken, long sleeves, schoenen: hij is gewoon dol op nieuwe kleding.
    • Ik kwam, ik zag, ik overwon.



    Slide 7 - Diapositive

    Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap (H1, ws)
    • herhaling (repetitio): macht, macht en nog eens macht
    • opsomming (enumeratio): T-shirts, broeken, long sleeves, schoenen
    • (opsomming in drieën): lezen, schrijven, praten
    • (vaste opsomming: drieslag): veni, vidi, vici
    • climax: regen, hagel, onweer (oplopend)
    • omgekeerde climax: geen auto, geen scooter, maar een gewone fiets (aflopend)

    Slide 8 - Diapositive

    Welk stijlfiguur?
    • Heeft Arjan zijn huiswerk weer niet gedaan? Zeker ziek, zwak en misselijk. 
    • De gedoodverfde winnaar werd geen eerste, geen tweede, zelfs geen derde, maar voorlaatste.
    • Toen de Rotterdammers na drie minuten al op twee-nul kwamen, scandeerden de fans ‘tien, tien, tien’.
    • Ze kon van alles eten: koekjes, gomballen, chocola, kauwgom, lolly’s, drop, maar Carina kwam geen grammetje aan.

    Slide 9 - Diapositive

    Welk stijlfiguur?
    • Zeker ziek, zwak en misselijk: drieslag
    •  ...geen eerste, geen tweede, zelfs geen derde, maar voorlaatste: omgekeerde climax
    • ...scandeerden de fans ‘tien, tien, tien’: repetitio
    • Koekjes, gomballen, chocola, kauwgom, lolly’s, drop: opsomming

    Slide 10 - Diapositive

    Stijlfiguren: voor een krachtige boodschap met gevoel (H2, ws)
    • hyperbool: overdrijving "Je twijfelt nu al een jaar of je naar dat feestje gaat." (al een tijdje)
    • understatement: afzwakking "Die Tesla kostte wel een paar centjes" (heel veel geld)
    • eufemisme: afzwakking om de boodschap minder hard te laten overkomen: "We hebben onze hond laten inslapen."  (laten doodgaan)
    • litotes: ontkenning van het tegenovergestelde "Ze is bepaald niet dom"  (ze is heel slim)

    Slide 11 - Diapositive

    Welk stijlfiguur?
    • De corpulente Gerard blijkt niet vies van een flink stuk appeltaart met slagroom.
    • Annelies heeft naar eigen zeggen vannacht geen oog dicht gedaan.
    • De directie zal met een plan komen, waarin ze uit de doeken doet dat ze het bedrijf gaat afslanken.
    • Een beetje geluk heeft Bastiaan wel: hij heeft weer een groot geldbedrag gewonnen in een loterij.

    Slide 12 - Diapositive

    Welk stijlfiguur?
    • De corpulente Gerard blijkt niet vies van een flink stuk appeltaart met slagroom => litotes
    • Annelies heeft naar eigen zeggen vannacht geen oog dicht gedaan => hyperbool
    • De directie zal met een plan komen, waarin ze uit de doeken doet dat ze het bedrijf gaat afslanken => eufemisme
    • Een beetje geluk heeft Bastiaan wel: hij heeft weer een groot geldbedrag gewonnen in een loterij => understatement

    Slide 13 - Diapositive

    Welke vragen heb je nog? 

    Slide 14 - Diapositive

    Zelfstandig werken
    zie opdrachten Nw Ned (planning)


    Hierna: bespreking toets TEA3

    Slide 15 - Diapositive

    Welcome!
    Welkom!
    Bienvenidos!

    Slide 16 - Diapositive

    Curso de neerlandés / cursus Spaans
    • Teacher: Mrs Daniels
    • Objective: learn a few useful phrases in Dutch / Spanish
    • Learn from each other

    Slide 17 - Diapositive

    For Spanish students:
    Which Dutch words do you already know?

    Slide 18 - Question ouverte

    For Dutch students:
    Which Spanish words do you already know?

    Slide 19 - Question ouverte

    Dutch words in Spanish and Spanish words in Dutch
    • In Dutch, we use: macho, sombrero, siësta, poncho, mojito, salsa, alligator, cargo, commando, coyote, embargo, escapade, guerrilla, lasso, patio, sigaar, sigaret,...

    • In Spanish, we use: gas, dique, hizar, afrikaans, apartheid,...

    Slide 20 - Diapositive

    Learn Dutch and Spanish
    • In groups of two: one Spanish student, one Dutch
    • Objective: learn at least eight useful expressions
    • Give eachother feedback on pronounciation 
    • Important: in Spanish, you can drop the personal pronoun: (yo) soy / ik ben
    • Important: in Dutch, switch the order of verb and pers. pronoun in questions: Ben jij? (¿eres?)

    Slide 21 - Diapositive

    1. zijn: ik ben, jij bent
    2. heten: ik heet................, jij heet...
    3. Hoe heet jij? 
    4. zijn: ik ben .... jaar
    5. Hoe oud ben je? 
    6. Waar ...?
    7. wonen: ik woon in .../ jij woont in
    8. willen: ik wil graag ...
    9. vakantie ... / bier... / sport
    1. ser: soy, eres
    2. llamarse: me llamo..., te llamas...
    3. ¿Cómo te llamas?
    4. tener: tango....años
    5. ¿Cuántos años tienes?
    6. ¿Dónde?
    7. vivir: vivo en ... / vives en.............
    8. querrer: querría ....
    9. vacaciones/cerveza/ deporte

    Slide 22 - Diapositive

    For Spanish students: Give one word that is rather difficult to pronounce in Spanish

    Slide 23 - Question ouverte

    For Dutch students: Give one word is rather difficult to pronounce in Dutch

    Slide 24 - Question ouverte

    Which specific words would you like to share that specifically youngsters use in your language?

    Slide 25 - Diapositive

    What else would you like to know?

    Slide 26 - Diapositive