2M Past Simple vs. Past Continuous

Goals
- Refresh your memory: past simple/past continuous

- Explanation past simple VERSUS past continuous

- Exercises on the PS VERSUS the PC

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare school

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Goals
- Refresh your memory: past simple/past continuous

- Explanation past simple VERSUS past continuous

- Exercises on the PS VERSUS the PC

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Past simple
versus
Past continuous

What do you remember?

Slide 3 - Diapositive

Past simple
versus
Past continuous

Slide 4 - Carte mentale

The Past simple

Slide 5 - Diapositive

In welke zin zie je de Past Simple terug?
A
I was walking home.
B
He was watching TV.
C
She bought a new blazer yesterday.
D
Have you seen Mehmet?

Slide 6 - Quiz

De Past Simple maak ik zo:
A
werkwoord+ed.
B
werkwoord+ed of 3e rij uit de WW-lijst.
C
werkwoord+ed of 2e rij uit de WW-lijst.
D
werkwoord+ing

Slide 7 - Quiz

O, ja...
She walked home yesterday.
He bought a Vespa.

Wie maakt de zin nu correct af? 
"Ik maak de Past Simple door... "

Slide 8 - Diapositive

Klik op de zin waarin er een correcte vraag in de Past Simple is gesteld.
A
Are you bored yet?
B
How boring is this topic?
C
Did you already knew her?
D
Did you already know her?

Slide 9 - Quiz

Klik op de zin waarin er een correcte ontkenning in de Past Simple is gemaakt.
A
I don't like English grammar.
B
I wasn't cheating on the test!
C
James didn't do his best.
D
They haven't been outside.

Slide 10 - Quiz

Dus...
Vragen en ontkenningen maak in in de Past Simple
door middel van:

(?) DID + HELE WW
(-) DIDN'T + HELE WW

Slide 11 - Diapositive

PAST CONTINUOUS

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Past Simple VERSUS Past Continuous
Wat is nu precies het verschil?
We bespreken dat aan de hand van de volgende tijdlijn:

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Hoe kun je weten welke vorm je moet gebruiken
(simple of continuous)?
Vaak staan er in een zin signaalwoorden. Dat zijn woorden die het signaal afgeven in welke tijd en in welke vorm van die tijd de zin staat.

    Signaalwoorden voor de past simple zijn bijvoorbeeld:
when, yesterday, last week/year, three days ago, in 1989.

    Signaalwoorden voor de past continuous zijn:
while, at the same time.


Slide 16 - Diapositive

Aan deze signaalwoorden kun je dus zien of je de
past simple moet gebruiken of de past continuous.
 Deze signaalwoorden staan niet altijd in de zin,
dus onthoud goed:

"je gebruikt de present continuous als iets in het verleden AAN HET gebeuren was of als je iets in het verleden een tijdje AAN HET DOEN was."
De zin vertalen voor je iets invult helpt goed!

Slide 17 - Diapositive

Exercise
1. She ..... (to feel) pretty sick yesterday.
2. Didn't you see?! That man ..... (to wear) a dress!
3. I ..... (to stop) at the end of the road.
4. Chances are that he ..... (to see) me last week.
5. While they ..... (to calculate) the total costs to buy the house, the broker suddenly got ill.
6. I ...... (to breath) very strongly, when I ran up that hill.

Slide 18 - Diapositive

Answers
1. She felt pretty sick yesterday.
2. Didn't you see?! That man was wearing a dress!
3. I stopped at the end of the road.
4. Chances are that he saw me last week.
5. While they were calculating the total costs to buy the house, the broker suddenly got ill.
6. I was breathing very strongly, when I ran up that hill.

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive