Hoofdstuk 11

Woorden met het voorvoegsel ont-
Dit hoofdstuk gaat over woorden met het voorvoegsel ont-. 

voorvoegsels staan voor:
- een  werkwoord
- een bijvoeglijk naamwoord 
- een zelfstandig naamwoord. 

voorvoegsels veranderen de betekenis van een woord. 
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2Leerroute 3

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Woorden met het voorvoegsel ont-
Dit hoofdstuk gaat over woorden met het voorvoegsel ont-. 

voorvoegsels staan voor:
- een  werkwoord
- een bijvoeglijk naamwoord 
- een zelfstandig naamwoord. 

voorvoegsels veranderen de betekenis van een woord. 

Slide 1 - Diapositive

lees de woorden hardop
ontdekken
ontwikkelen
ontzag
ontmoeting
onthaasten
ontmoeten
ontslaan
ontslag
ontbijten
ontwijken
ontdooien
ontkleden

Slide 2 - Diapositive

een voorvoegsel is geen woord
voorvoegsels zijn geen zelfstandige woorden. 
ze hebben alleen een betekenis als er een woord achter komt. 
Veel voorvoegsels beginnen met ont-, 

het voorvoegsel ont- heeft te maken met:
- een verwijdering (ontvluchten, ontkomen) 
- een scheiding (ontbinden) 
- een verlies (ontbladeren, onthoofden)
- een begin (ontdooien, ontwaken) 

Slide 3 - Diapositive

schrijf 3 woorden die met ont beginnen.

Slide 4 - Carte mentale

wel of geen voorvoegsel
ont- aan het begin van een woord is niet altijd een voorvoegsel. 
kijk naar de woorden ontvangen en ontevreden. 
Beide woorden beginnen met ont-. 

Slide 5 - Diapositive

onvangen begint met het voorvoegsel ont-
vangen is een zelfstandig woord. 
Je kunt er ook een ander voorvoegsel voor zetten : gevangen, bevangen. 

ontevreden begint wel met ont-, maar dit is niet het voorvoegsel ont- 
ontevreden begint met een ander voorvoegsel: on-. 

Slide 6 - Diapositive

is het voorvoegsel ont- ?

ontvangen
A
ja
B
nee

Slide 7 - Quiz

is het voorvoegsel ont- ?

ontevreden
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

is het voorvoegsel ont- ?

ontmoeten
A
ja
B
nee

Slide 9 - Quiz

is het voorvoegsel ont- ?

onterecht
A
ja
B
nee

Slide 10 - Quiz

andere voorvoegsels die je misschien kent:

ge- , be-, ver- 

Slide 11 - Diapositive

wij gaan bij onze tante op ____zoek
A
ge
B
be
C
ver

Slide 12 - Quiz

op 6 mei vier ik mijn ___jaardag
A
ge
B
be
C
ver

Slide 13 - Quiz

27 is een ___tal
A
ge
B
be
C
ver

Slide 14 - Quiz

Wat is het ____roep van je vader?
A
ge
B
be
C
ver

Slide 15 - Quiz

Nu is het ____noeg!
A
ge
B
be
C
ver

Slide 16 - Quiz

tussen ons zit een groot ___schil
A
ge
B
be
C
ver

Slide 17 - Quiz

Ben jij al eens in Frankrijk ___weest.
A
ge
B
be
C
ver

Slide 18 - Quiz

Mijn ___duld is bijna op.
A
ge
B
be
C
ver

Slide 19 - Quiz

de ___pleegster verzorgt de zieke.
A
ge
B
be
C
ver

Slide 20 - Quiz

de juf kan me wel ___staan.
A
ge
B
be
C
ver

Slide 21 - Quiz

ik ___taal met vijf euro.
A
ge
B
be
C
ver

Slide 22 - Quiz

hij ___geet zijn hoed.
A
ge
B
be
C
ver

Slide 23 - Quiz

Peter ___zet mijn stoel
A
ge
B
be
C
ver

Slide 24 - Quiz

Hanne ___koopt haar poezen.
A
ge
B
be
C
ver

Slide 25 - Quiz

Mijn huiswerk is __daan.
A
ge
B
be
C
ver

Slide 26 - Quiz

__denk eens een goede zin.
A
ge
B
be
C
ver

Slide 27 - Quiz

Toon heeft een zeldzame bloem __plukt.
A
ge
B
be
C
ver

Slide 28 - Quiz

De jongens ___nielen ons kamp!
A
ge
B
be
C
ver

Slide 29 - Quiz

Hou op met je __zeur!
A
ge
B
be
C
ver

Slide 30 - Quiz

snellezen! 
ontbijt
ontbijtkoek
ontbijttafel
ontbieden
ontbranden
ontbreken
ontcijferen
ontdaan
ontdekken
ontdooien
ontduiken
onteren
onterven
ontfrutselen
ontgaan
ontgelden
ontgoochelen
ontgrendelen
ontroenen
onthalen
ontheffen
onthoofden
onthouden
ontkennen
ontkiemen
ontkleden
ontkomen
ontkurken
ontladen
ontleden
ontmoeten
ontneen
ontploffen
ontraadselen
ontregelen

Slide 31 - Diapositive