2E: Grammar E (Hoofdstuk 4)

1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Duurvorm van de verleden tijd
Deze tijd gebruiken wij om te zeggen dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was:
Bijvoorbeeld: 'was/waren aan het koken'
of
'zat/zaten tv te kijken' 

Slide 2 - Diapositive

Hoe maak je die tijd?
Je maakt een duurvorm van de verleden tijd met:

was/ were
en het hele werkwoord +ing

Weet je nog: we gebruiken was bij (I, he,she,it)
en we gebruiken were bij (you, we ,they)

Slide 3 - Diapositive

Duurvorm vt en verleden tijd in één zin.
Vaak kun je hier twee tijden samen in een zin gebruiken, om aan te geven dat er iets gebeurde (verleden tijd) terwijl er al iets aan de gang was (duurvorm verleden tijd).
Bijvoorbeeld: 

She was watching TV (duurvorm) when her mum called (verleden tijd)

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Vul in. Gebruik de duurvorm verleden tijd: I ___________ (eat) pizza.

Slide 6 - Question ouverte

Vul in : Mike ___________ (play) football in the park.

Slide 7 - Question ouverte

You _____________ (watch) a movie last night.

Slide 8 - Question ouverte

The dog __________ (bark) at the neighbours.

Slide 9 - Question ouverte

They__________ (swim) in the sea.

Slide 10 - Question ouverte

She __________ (practise) a lot.

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Huiswerk
Zet ik in Trajectplanner !

Slide 13 - Diapositive