Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Paragraaf 6.2 - Wat wordt de prijs?
Slide 1 - Diapositive
Om te produceren zijn productiefactoren nodig. Welke productiefactoren zijn er?
A
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Omzet
B
Kennis, Arbeid, Natuur en Omzet
C
Kapitaal, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
D
Kennis, Arbeid, Natuur en Ondernemerschap
Slide 2 - Quiz
De jaarlijkse waardevermindering van een machine noem je de:
A
restwaarde
B
toegevoegde waarde
C
afschrijving
D
overwaarde
Slide 3 - Quiz
Een vulmachine voor pindakaas gaat 10 jaar mee. Calvé heeft de machine gekocht voor € 17.750,- en denkt deze nu nog te kunnen verkopen voor € 6.825,- . Wat is de afschrijving per jaar? (Schrijf ook je berekening op)
Slide 4 - Question ouverte
Vragen?
VRAGEN over paragraaf 6.1?
Slide 5 - Diapositive
Je leert in deze paragraaf:
Wat de brutowinstopslag is en hoe je daarmee de verkoopprijs kunt berekenen.
Hoe je de consumentenprijs berekent.
Hoe je kunt berekenen hoeveel de btw is die in de consumentenprijs verwerkt zit.
Wat het verschil is tussen afzet en omzet en hoe je de omzet berekent.
Wat het verschil is tussen brutowinst en nettowinst en hoe je deze beide berekent.