2HV future goede versie

Welcome all!

Today our lesson will be about the future tense. 
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welcome all!

Today our lesson will be about the future tense. 

Slide 1 - Diapositive

THE FUTURE (toekomst)
   * Er zijn vier werkwoordsvormen om over de toekomst te praten in het Engels.
Present Simple
Present Continuous
Will / Shall + hele werkwoord
to be going to + hele werkwoord

Slide 2 - Diapositive

PRESENT SIMPLE
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als iets volgens schema gaat gebeuren, bv. openingstijden
sluitingstijden, aankomst en ver
trektijden. 
Examples:
- The shop closes at 8 PM. 
- The bus arrives at 10.23 AM.


Vorm:
De present simple is het hele werkwoord (werkwoord wat vaak tussen haakjes staat), maar bij onderwerpen zoals he/she/it (of onderwerpen die daarnaar verwijzen) plak je een -(e)s achter het werkwoord

Slide 3 - Diapositive

Present Continuous
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als dingen al gepland zijn en ze vrijwel zeker gaan gebeuren, bv. je geeft een feestje en hebt al een locatie geregeld.

Example:
- I  am throwing a party this Saturday.

Vorm:
am, are, is + ing achter het werkwoord

Slide 4 - Diapositive

Will / Shall + hele werkwoord
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als het plan ontstaat tijdens een gesprek
* Bij een voorspelling die gebaseerd is op een mening (zonder bewijs)
* Bij een spontaan aanbod, weigeringen, beloftes, voorstellen of verzoeken.
* Bij feiten.
* Bij aankondigingen/besluiten.
* Bij onzekerheden over de toekomst "I think"


Vorm:
Will (of shall) + hele werkwoord bij alle onderwerpen
Je gebruikt shall in een vraagvorm waarin I of we het onderwerp is.

Slide 5 - Diapositive

Will / Shall + hele werkwoord
Examples:
- Are you feeling sick? I will get you a cup of tea OF Shall I get you a cup of tea? 
- I think your party will be great!
- Will you go to the movies with me?
- There will always be a tomorrow. 
- I think we will not (or won't) see each other for a few weeks.
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als het plan ontstaat tijdens een gesprek
* Bij een voorspelling die gebaseerd is op een mening
* Bij een spontaan aanbod, weigeringen, beloftes, voorstellen of verzoeken.
* Bij feiten.
* Bij onzekerheid over de toekomst, i.c.m. possibly, probably, I think


Slide 6 - Diapositive

will + not = WON'T

Slide 7 - Diapositive

To be going to + hele werkwoord
Wanneer gebruik je deze vorm?
* Als het plan er al was voor het gesprek.
* Bij een voorspelling die gebaseerd is op een aanwijzing.

Examples:
- We are going to take lots of pictures.
- The weather is going to be lovely today, look at the blue sky!

Vorm:
am/are/is going to+ hele werkwoord


Slide 8 - Diapositive

... you ... (to make) dinner tonight?
A
make
B
are making
C
will make

Slide 9 - Quiz

Fill in the gab: I .... you as soon as I hear any news.

A
phone
B
'll phone
C
am phoning
D
am going to phone

Slide 10 - Quiz

Fill in the gab: According to the website there are three flights tomorrow. The earliest .... at 7.30 a.m.

A
leaves
B
will leave
C
shall leave
D
is going to leave

Slide 11 - Quiz

Fill in the gab: It's rather cold in here. .... turn on the heating?

A
Will I
B
Am I turning
C
Shall I
D
Turn I

Slide 12 - Quiz

Fill in the gab: I fancy a snack. I think ...... myself a sandwich.

A
I am making
B
I will make
C
I make
D
I shall make

Slide 13 - Quiz

We ________Roy and Rose at the park next Monday.
A
meet
B
will meet
C
are meeting
D
are going to meet

Slide 14 - Quiz

I _________ Rowan for lunch later. Why don't you join us?
A
will meet
B
shall meet
C
meet
D
am meeting

Slide 15 - Quiz

The supermarket _______at 9 o'clock
A
will open
B
shall open
C
opens
D
is going to open

Slide 16 - Quiz

Those bags look heavy. .......I help you?
A
will
B
shall
C
am
D
am I going to

Slide 17 - Quiz

That exercise looks difficult. I ... (help) you
A
help
B
am helping
C
will help
D
am going to help

Slide 18 - Quiz

The train ... (to leave) at 1.23 PM.
A
leaves
B
is leaving
C
will leave
D
is going to leave

Slide 19 - Quiz

Later on, I ... (to meet) Joe at the café.
A
meet
B
am meeting
C
will meet
D
am going to meet

Slide 20 - Quiz

I think the weather ... (to be) nice.
A
is
B
will be
C
is being
D
is going to be

Slide 21 - Quiz

Fill in the correct form. Typ de hele zin over.

I think our team ... (win)

Slide 22 - Question ouverte

Fill in the correct form. Typ de hele zin over.

... I ... (to take) take your order?

Slide 23 - Question ouverte

Fill in the correct form. Typ de hele zin over.

The supermarket ... (to open) at 8 AM.

Slide 24 - Question ouverte

Slide 25 - Lien

Slide 26 - Lien

Slide 27 - Lien

Nog niet helemaal onder controle? Bekijk de video hierboven. Alles begrepen? Ga dan naar de volgende slide.

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive