Cette leçon contient 33 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
Slide 1 - Diapositive
Welkom
Ga rustig zitten volgens de plattegrond.
Pak je boek, schrift en pen.
En log alvast in op deze LessonUP.
timer
3:00
Slide 2 - Diapositive
Leg alvast je iPad op tafel.
§9 Herhaling leerjaar 1
WELKOM 2BKA
CURSUS 7
SPELLING
timer
2:00
Slide 3 - Diapositive
1.Verder met Cursus 7: Spelling.
2.Klassikale uitleg cursus 7 paragraaf 10.
3. Oefenen in LessonUp.
4. Online opdrachten paragraaf 10.
5.Terugblikken en afronden.
Wat gaan wevandaag doen?
Lesdoelen:
Je hebt de stof van spelling leerjaar 1 herhaald en hiermee geoefend.
Je weet op welke drie zaken je moet letten bij het spellen van een werkwoord.
Slide 4 - Diapositive
Werkwoordspelling: wat weet je al?
Slide 5 - Question ouverte
Slide 6 - Diapositive
Het maken van aantekeningen kan helpen om de uitleg beter te onthouden. Doe dit tijdens de lessen spelling op een manier die voor jou goed werkt.
Aantekeningen bij spelling
Slide 7 - Diapositive
werkwoordspelling in klas 1
persoonsvorm tegenwoordige tijd (pv tt)
persoonsvorm verleden tijd (pv vt)
sterke en zwakke werkwoorden
onregelmatige werkwoorden
Slide 8 - Diapositive
'Ik weet hoe ik de persoonsvorm in een zin kan vinden.'
Ja
Nee
Slide 9 - Sondage
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
Slide 10 - Question ouverte
Kies de persoonsvorm.
Via Thuisbezorgd.nl bestelde Pierre vier pizza's.
A
via
B
bestelde
C
Pierre
D
pizza's
Slide 11 - Quiz
Kies de persoonsvorm.
Fiets jij straks even langs de supermarkt?
A
Fiets
B
straks
C
langs
D
supermarkt
Slide 12 - Quiz
Kies de persoonsvorm(en).
Toen de computer vastliep, was Bernice al haar bestanden kwijt.
A
toen
B
vastliep
C
was
D
bestanden
Slide 13 - Quiz
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Sterke werkwoorden veranderen in de verleden tijdvan klank.
lopen - liepen
zoeken - zochten
gaan - gingen
Zwakke werkwoorden veranderen in de verleden tijdnietvan klank.
hopen - hoopten
maken - maakten
bestellen - bestelden
Slide 14 - Diapositive
Sterk of zwak *werkwoord*?
Op TikTok *vond* ik allemaal dansfilmpjes van mijn buurjongen.
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord
Slide 15 - Quiz
Sterk of zwak *werkwoord*?
Bijna niemand onder de 18 jaar *gebruikt* het platform Facebook.
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord
Slide 16 - Quiz
Sterk of zwak *werkwoord*?
Ruby kijkt om twee uur 's nachts nog YouTube video's.
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord
Slide 17 - Quiz
In welke tijd staat de zin?
1) Kijk naar de tijd waarin de zin staat. Dit kun je zien aan woorden als vroeger, morgen, vorig jaar etc.
Bepaal of je met de tegenwoordige tijd (t.t.) of verleden tijd (v.t.) te maken hebt.
Slide 18 - Diapositive
Tegenwoordige of verleden tijd?
Hester ... (appen) gisteren foto's van haar pasgeboren broertje.
A
Tegenwoordige tijd (t.t.)
B
Verleden tijd (v.t.)
Slide 19 - Quiz
Vul de juiste werkwoordsvorm in: Hester ... (appen) gisteren foto's van haar pasgeboren broertje.
Slide 20 - Question ouverte
Tegenwoordige of verleden tijd?
Morgen ... (vinden) de opening van dat nieuwe restaurant plaats.
A
Tegenwoordige tijd (t.t.)
B
Verleden tijd (v.t.)
Slide 21 - Quiz
Vul de juiste werkwoordsvorm in: Morgen ... (vinden) de opening van dat nieuwe restaurant plaats.
Slide 22 - Question ouverte
Is het werkwoord een persoonsvorm, voltooid deelwoord of het hele werkwoord?
2) De volgende stap is het vinden van de persoonsvorm. Dat doe je door de tijd van de zin aan te passen. Het werkwoord dat dan verandert, is de persoonsvorm.
Je kunt ook de vraagproef gebruiken, maar deze is minder betrouwbaar. Is het werkwoord geen persoonsvorm, dan is het een voltooid deelwoord of het hele werkwoord.
Slide 23 - Diapositive
Stefan heeft contact *opgenomen* met de filiaalmanager van de supermarkt.
A
persoonsvorm (pv)
B
voltooid deelwoord (vd)
C
hele werkwoord (hele ww)
Slide 24 - Quiz
Mijn vriendin *gaat* binnenkort een marathon lopen.
A
persoonsvorm (pv)
B
voltooid deelwoord (vd)
C
hele werkwoord (hele ww)
Slide 25 - Quiz
Zul je morgen je ov-kaart niet *vergeten* voor de excursie?
A
persoonsvorm (pv)
B
voltooid deelwoord (vd)
C
hele werkwoord (hele ww)
Slide 26 - Quiz
Wie voert het werkwoord uit?
3) Na het bepalen van de tijd en de werkwoordsvorm zoek je het onderwerp.
Het onderwerp vind je door antwoord te geven op de vraag 'Wie of wat + persoonsvorm?'
Zo weet je of je de ik-vorm, hij/zij-vorm of wij-vormmoet gebruiken.
Slide 27 - Diapositive
Noteer de persoonsvorm in de juiste tijd.
De politieagent ... (ontdekken, v.t.) een lichaam in de kelder.
Slide 28 - Question ouverte
Noteer de persoonsvorm in de juiste tijd.
Mijn broer ... (lopen, v.t.) na zijn ongeluk op krukken.
Slide 29 - Question ouverte
Net even anders dan de rest van de werkwoorden
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Vidéo
Slide 32 - Vidéo
Wat?
Cursus 7 Spelling §9: Herhaling leerjaar 1 kgt
Opdracht 1 t/m 3 (online.)
Hoe?
Zelfstandig en in stilte. Muziek mag (met oordopjes).
Hulp
De theorie in deze LessonUp en de theorie in je boek.
Tijd
Vijftien minuten.
Waarom?
Om te oefenen met de werkwoordspelling van leerjaar 1.
Klaar?
Lees alvast de theorie van §10 of oefen verder in de trainer.