Les 21 (Week 45, 4/11 - Periode 1) - V2

• Frans
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2

1HV1 Première leçon

Les objectifs :

Aan het einde van deze les kan ik goed gebruikmaken van passé composé (met "être" en "avoir") en bezittelijke voornaamwoorden in het Frans, zowel praten als schrijven.

Le programme :

• Herhaling Hfd 1
• Blooket als er tijd is

Lundi 4 novembre

Hoe vorm je de passé composé met avoir in het frans?

Le passé composé

Vous avez

Tu as

J'ai

Nous avons

Ik heb

Jullie hebben

Wij hebben

Jij hebt

Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord regarder
Elle (regarder) ______ __________

1. est regardé
2. a regardée
3. a regardé
4. a regardi

Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord écouter
ils (écouter) _____ _____________

1. sont écouté
2. ont écouté
3. ont écoutés
4. sont écoutés

Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord penser
Tu (penser) _____ _____________

1. as pensé
2. est pensé
3. a pensé
4. ai pensé

Wat gebeurt als je "être" gebruikt in de passé composé?

Vous êtes

Je suis

Nous sommes

Ils sont

Ik ben

Jullie zijn

Wij zijn

Zij zijn

Vul de zin in met het voltooid tegenwoordige tijd van Être :
Samantha ______ (arriver) à la gare à 16h30.

Vul de zin in met het voltooid tegenwoordige tijd van Être :
Sam et Théo ______ (rester) à la maison.

Wat zijn de onregelmatige vormen van "avoir", "être" en "faire" in de passé composé?

Wat geeft een bezittelijk voornaamwoord aan?

Als het zelfstandig naamwoord begint met een klinker of een stomme h, wat gebeurt dan?

Dans _____ (jullie) famille, il y a des chats.

1. notre
2. votre
3. leur
4. ma

______ (jouw) enfants sont en vacances?

1. nos
2. mes
3. tes
4. vos

Où est ____ amie ?

1. ma
2. ton
3. ta
4. leur

Temps de travail individuel

Maak de oefen toets online via jouw online methode (chapitre 1 - oefentoets). Gebruik jouw oortjes/koptelefoon.

Klaar?

Opdr. 33ab p.49 / Leren voor de Repetitie.