Les 22 (Week 43, 23/10 - Periode 1) - V2G/V2Z

1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

1HV1 Première leçon
Les objectifs :
Aan het einde van deze les kan ik goed gebruikmaken van passé composé (met "être" en "avoir") en bezittelijke voornaamwoorden in het Frans, zowel praten als schrijven.

Le programme :
  • Herhaling Hfd 1

Lundi 23 Octobre

Slide 2 - Diapositive

Hoe vorm je de passé composé met avoir in het frans?

Slide 3 - Carte mentale

Le passé composé

Slide 4 - Diapositive

Vous avez
Tu as
J'ai
Nous avons
Ik heb
Jullie hebben
Wij hebben
Jij hebt

Slide 5 - Question de remorquage

Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord regarder
Elle (regarder) ______ __________
A
est regardé
B
a regardée
C
a regardé
D
a regardi

Slide 6 - Quiz

Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord écouter
ils (écouter) _____ _____________
A
sont écouté
B
ont écouté
C
ont écoutés
D
sont écoutés

Slide 7 - Quiz

Kies de goede vorm van de passé composé van het werkwoord penser
Tu (penser) _____ _____________
A
as pensé
B
est pensé
C
a pensé
D
ai pensé

Slide 8 - Quiz

Wat gebeurt als je "être" gebruikt in de passé composé?

Slide 9 - Question ouverte

Vous êtes
Je suis

Nous sommes
Ils sont

Ik ben
Jullie zijn
Wij zijn
Zij zijn

Slide 10 - Question de remorquage

Vul de zin in met het voltooid tegenwoordige tijd van Être :
Samantha ______ (arriver) à la gare à 16h30.

Slide 11 - Question ouverte

Vul de zin in met het voltooid tegenwoordige tijd van Être :
Sam et Théo ______ (rester) à la maison.

Slide 12 - Question ouverte

Wat zijn de onregelmatige vormen van "avoir", "être" en "faire" in de passé composé?

Slide 13 - Question ouverte

Wat geeft een bezittelijk voornaamwoord aan?

Slide 14 - Question ouverte

Als het zelfstandig naamwoord begint met een klinker of een stomme h, wat gebeurt dan?

Slide 15 - Question ouverte

Dans _____ (jullie) famille, il y a des chats.
A
notre
B
votre
C
leur
D
ma

Slide 16 - Quiz

______ (jouw) enfants sont en vacances?
A
nos
B
mes
C
tes
D
vos

Slide 17 - Quiz

Où est ____ amie ?
A
ma
B
ton
C
ta
D
leur

Slide 18 - Quiz

Temps de travail individuel


Opdr. 33ab p.49 / Leren voor de Repetitie.

Slide 19 - Diapositive

Les devoirs pour Mardi 24 Octobre




Repetitie HFD 1 

Leer alle Apprendres van Hoofdstuk 1 (A, B, C, D (+ avoir, être en faire), E, F, G, H) + de passé composé met "être" (aller, arriver, rester, tomber)(die find je in hfd 7 deel B of in de lesmateriaal op Teams) 


Slide 20 - Diapositive