Bijwoordelijke bepaling

Geen leesboek?

Lezen op nu.nl en onderwerpen opschrijven waarover je leest.




timer
15:00
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Geen leesboek?

Lezen op nu.nl en onderwerpen opschrijven waarover je leest.




timer
15:00

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Bijwoordelijke bepaling + meewerkend voorwerp met 'voor'

Slide 3 - Diapositive

Leerdoel
Je kan uitleggen wat een bwb is, je kan bwb-en in zinnen herkennen en je kan zelf een zin maken met bwb-en erin.

Je kan een meewerkend voorwerp met 'voor' herkennen.

Slide 4 - Diapositive

Deze les
Bespreken huiswerk zinsdelen
Uitleg 
Zelf oefenen
Afsluiter

Slide 5 - Diapositive

Boek uit
Maandag na de kerstvakantie

Slide 6 - Diapositive

maandag 20 januari
PW Grammatica zinsdelen en woordsoorten H2, 4, 7 en 9 (weging 2x)

Slide 7 - Diapositive

Juf Melis
extra oefenen ww-spelling, woordsoorten en zinsdelen

Slide 8 - Diapositive

Bespreken huiswerk

Slide 9 - Diapositive

Doorstrepen
p. 80
''De basiszin van het werkwoord zien heeft twee delen.''

Slide 12 - Diapositive

Pas op! Ook werkwoorden met een of twee vriendjes kunnen een meewerkend voorwerp hebben!

Slide 13 - Diapositive

Zinsdelen
ow = de doener
lv = ondergaat de handeling / is nodig voor de handeling
mv = ontvanger
bwb = geeft extra info (hoe, wanneer, met wie, waar etc.)

Slide 14 - Diapositive

Meewerkend voorwerp met 'voor'


Ik doe dat graag voor jou!

Doen - twee vriendjes (ow en lv): iemand doet iets 
iemand = ik = ow
iets = dat = lv
voor jou = ontvanger = meewerkend voorwerp
graag = extra info (hoe) = bwb

Slide 15 - Diapositive

Maken in duo's
Opdr. 9, 10, 11d

p. 77 - 80

Klaar? Maken 3, 4, 5, 7, 8
timer
7:00

Slide 16 - Diapositive

Bespreken
Opdr. 9, 10, 11d

p. 77 - 80


Slide 17 - Diapositive

Maak zelf een zin met een meewerkend voorwerp met het woordje 'voor' én een bijwoordelijke bepaling. Zet het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling in hoofdletters.

Slide 18 - Question ouverte

Tot volgende les!

Slide 19 - Diapositive