BSR 06/11 1aha Grammatica zinsdelen havo herhaling vwo 7 ng

Open alvast je boek.
Havo: blz. 212-213. Vwo: blz. 208-209 .

Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

havo: Herhaling tot nu toe
vwo: §7 Naamwoordelijk gezegde

Voordat we beginnen:
1AHA
GRAMMATICA
ZINSDELEN
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Open alvast je boek.
Havo: blz. 212-213. Vwo: blz. 208-209 .

Log alvast in op LessonUp
(de code staat  linksonder in beeld).

havo: Herhaling tot nu toe
vwo: §7 Naamwoordelijk gezegde

Voordat we beginnen:
1AHA
GRAMMATICA
ZINSDELEN

Slide 1 - Diapositive

  • Je weet hoe je het werkwoordelijk gezegde in een zin kunt vinden.
  • Je weet wat het lijdend voorwerp is.
  • Je weet hoe je het lijdend voorwerp in een zin kunt vinden.
Lesdoelen

Slide 2 - Diapositive

In deze les gaan we:
  • Verder met Cursus 5: Grammatica zinsdelen.
  • De zinsdelen tot nu toe herhalen via Magister leermiddelen en Cambiumned.
  • Vwo: opdrachten maken over het naamwoordelijk gezegde.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Noteer van de volgende twee zinnen de persoonsvorm, het onderwerp,
het werkwoordelijk gezegde en het lijdend voorwerp:
1. Alle kleinkinderen kregen een cadeau.
PV  =                                            OW =
WWG  =                                        LV =
2. Aan alle leerlingen van de school is een brief gestuurd.
PV =                                                OW =
WWG =                                           LV  =
Twee zinnen ontleden

Slide 5 - Diapositive

havo: huiswerk nakijken
in tweetallen
timer
10:00

Slide 6 - Diapositive

Werkwoordelijk
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in de zin. Ze zeggen wat het onderwerp (mens, dier of ding) doet of ondergaat. De persoonsvorm is altijd een onderdeel van het werkwoordelijk gezegde.
Als er meer werkwoorden in de zin staan, horen die er ook bij.
gezegde (wg)

Slide 7 - Diapositive

Werkwoordelijk
  • Bepaal welke woorden werkwoorden zijn.
  • Deze woorden vormen samen het werkwoordelijk gezegde.
  • Delen van een scheidbaar werkwoord horen ook bij het wg.

    De bezorger heeft het pakketje gisteravond afgeleverd.
gezegde (wg)

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Lien

Uitlegvideo!

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Lien

Het lijdend voorwerp (LV)
Een lijdend voorwerp geeft meestal aan aan wie/wat iets 'overkomt' of 'ondergaat'
Zo vind je het lijdend voorwerp:
1. Zoek de PV en verdeel de zin in zinsdelen.
2. Noteer het onderwerp en werkwoordelijk gezegde.
3. Stel de vraag: Wat/Wie + WG + onderwerp?
Norah heeft een warme winterjas gekocht.
Wat heeft Norah gekocht? Een warme winterjas.

Slide 12 - Diapositive

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Noteer het lijdend voorwerp.

Bruno drinkt een glas water.

Slide 13 - Question ouverte

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Noteer het lijdend voorwerp.

Zij pakt haar fiets uit de schuur.

Slide 14 - Question ouverte

Met wie of wat gebeurt iets in de zin?
Noteer het lijdend voorwerp.

De voetballer trapt de bal weg.

Slide 15 - Question ouverte

Slide 16 - Lien

Slide 17 - Vidéo

Naamwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde (wg) zegt wat iemand of iets doet. Het naamwoordelijk gezegde (ng) zegt wat iemand of iets is of wordt. Dat is het verschil.
Let goed op: Het naamwoordelijk gezegde bestaat uit een werkwoordelijk deel en een [naamwoordelijk deel].
De voetbaltrainer is streng. ng = is [streng].

Slide 18 - Diapositive

Naamwoordelijk gezegde
Je vindt het naamwoordelijk gezegde in vier stappen:
1. Stel vast of er een koppelwerkwoord in de zin staat: zijn, worden, blijven, lijken, blijken, schijnen.
2. Stel vast of het onderwerp iets doet of iets is/wordt.
3. Wat + wg + onderwerp = naamwoordelijk deel.
4. Noteer het naamwoordelijk gezegde als volgt:
pv + [nw. deel] + overige werkwoorden.

Slide 19 - Diapositive

Voorbeeld
1. Het openbaar vervoer is voor studenten en ouderen ideaal.
ng = is [ideaal]
2. Ruben uit klas 4 schijnt een veelbelovende gamer te zijn.
ng = schijnt [een veelbelovende gamer] te zijn

Slide 20 - Diapositive

1. Vanwege de milieuvervuiling wordt olie als energiebron minder populair.
2. Die goede speeches van de premier zijn waarschijnlijk niet in een halfuurtje klaar.
3. Containers blijven voor transport over grote afstanden heel nuttig.
4. Het aantal van 200 miljoen padden is in Australië een groeiend probleem.
Opdracht 2 samen-> doet het ow iets of is het ow iets?

Slide 21 - Diapositive

Wat?
VWO: Cursus 5 Grammatica zinsdelen
Havo: de opdrachten van 'trainen' (online boek).
Vwo: opdracht 2, 3 en 4 (blz. 216-217).
Hoe?
Zelfstandig. De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten. Daarna gaan we afronden.
Klaar?
Oefen verder op: https://www.cambiumned.nl/zinsdelen/
Huiswerk voor donderdag
timer
10:00

Slide 22 - Diapositive

  • Je weet hoe je het werkwoordelijk gezegde in een zin kunt vinden.
  • Je weet wat het lijdend voorwerp is.
  • Je weet hoe je het lijdend voorwerp in een zin kunt vinden.
Lesdoelen

Slide 23 - Diapositive

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 24 - Question ouverte

'Mijn zusje koopt iedere maand een paar nieuwe sneakers.'

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 25 - Question ouverte

'De brandweer was gelukkig op tijd om de brand te blussen.'

Wat is het lijdend voorwerp?

Slide 26 - Question ouverte

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 27 - Diapositive