Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.
La durée de la leçon est: 50 min
Éléments de cette leçon
Argumentatie
K22 (rap 15, ED 5)
Stof:
35 t/m 37
190 t/m 223
Slide 1 - Diapositive
Welke woorden ken je al die met argumentatie te maken hebben?
Slide 2 - Question ouverte
Waarom is het nuttig om op school over argumentatie te leren?
Slide 3 - Question ouverte
standpunt of argument?
WANT
DUS
Slide 4 - Diapositive
Standpunt en argument(en)
standpunt = mening over iets, wat je vindt, positief, negatief of twijfel
argument = verdediging of aanval van een standpunt, waarom je iets vindt
Slide 5 - Diapositive
signaalwoorden
Ik vind, volgens mij, ik denk dat, mijn conclusie is dat, dan ook, dus, daarom, kortom
want, omdat, namelijk, aangezien, immers
Slide 6 - Diapositive
aan de slag...
Lees de theorie door op blz.35
Maak opdracht 1 t/m 3 vanaf blz. 35
= huiswerk volgende les
timer
15:00
Slide 7 - Diapositive
De leeslijst
Weg ermee of toch niet?
Wat vind jij?
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Vidéo
Lees artikel 1, 2 of 3
Bespreek in het groepje de standpunten en argumenten, iedereen vult het blad volledig in
Met wie zijn jullie het eens?
Vul nu je eigen argumentatie in
Slide 10 - Diapositive
aan de slag
Lees de theorieblokken op blz 192 en 193
Maak opdracht 1, 3 en 5 vanaf blz 192 = huiswerk
Slide 11 - Diapositive
Argumentatie les 2
K22 (rap 15, ED 5)
Stof:
35 t/m 37
190 t/m 223
Slide 12 - Diapositive
Welke signaalwoorden kun je gebruiken om een argumentatie te controleren?
Slide 13 - Question ouverte
Feitelijke en waarderende argumenten
feitelijk = controleerbaar (niet altijd juist)
waarderend = je kunt er van mening over verschillen
Slide 14 - Diapositive
tegenargument en weerlegging
tegenargument = ontkrachten van het standpunt
weerlegging = ontkrachten van een argument
Slide 15 - Diapositive
argumentatiestructuren
enkelvoudig
onderschikkend
nevenschikkend (afhankelijk en onafhankelijk)
schema p. 197
Slide 16 - Diapositive
aan de slag...
p. 194: opdracht 5, 7 en 8 = huiswerk
(extra oefenen: 192: opdracht 1, 193: opdracht 3)
Alvast verder werken?
vanaf 196: leren theorie, maken 1,2,4
Slide 17 - Diapositive
Argumentatie les 3
huiswerk = p. 194: opdracht 5, 7 en 8
nakijken
vragen?
timer
5:00
Slide 18 - Diapositive
Weten we het nog? Wat is het verschil tussen een tegenargument en een weerlegging?
Slide 19 - Question ouverte
Vandaag oefenen we met argumentatiestructuren
- Herken argumentatie in een tekst
- plaats deze in een blokjesschema
Slide 20 - Diapositive
eerste oefening klassikaal
Vorm duo's en leg de vier argumentaties
op de juiste wijze op tafel.
Slide 21 - Diapositive
Mediagebruik kinderen
Ouders laten over het algemeen hun kinderen volledig vrij in hun mediagebruik. Zij gaan ervan uit dat kinderen op dat gebied zelf verstandige keuzes maken. Is dit wijs of niet?
Slide 22 - Diapositive
Je moet kinderen vrij laten in het gebruik van media
A
Ja, maar wel met grenzen.
B
Ja, altijd!
C
Nee, kinderen hebben regels nodig.
D
Nee, media zijn niet voor kinderen.
Slide 23 - Quiz
opdracht 4 - samen lezen
Aan de slag
p. 196 t/m 204:
opdracht 4, 2, 7, 8 = huiswerk
Slide 24 - Diapositive
Huiswerk
p. 196 t/m 204:
opdracht 2, 4, 7, 8
Nakijken --> vragen?
timer
5:00
Slide 25 - Diapositive
Deze les
- leer je wat een argumentatieschema is
- oefen je met het herkennen hiervan
- leer je wat een drogreden is
Slide 26 - Diapositive
Argumentatieschema's p. 205
Het verband tussen argumenten en standpunt noemen we een argumentatieschema. We onderscheiden:
- oorzaak/gevolg, - kenmerk of eigenschap, - voor- en nadelen, - voorbeelden, - vergelijking, -autoriteit
Slide 27 - Diapositive
Video met voorbeelden
Noteer de verschillende argumentatieschema's en het gegeven voorbeeld, zodat je terug kunt kijken.
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Vidéo
Aan de slag
opdrachten 1,2 en 4 vanaf p. 206
Lees het groene blok theorie nu nog eens door
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Vidéo
Drogredenen
Fouten in de argumentatie:
maak in duo's een filmpje met eigen voorbeelden.
Noem de 7 of 5 drogredenen die jullie toebedeeld krijgen.
Leg in eigen woorden uit en zorg voor aansprekende voorbeelden.