Bepaald/onbepaald/bezittelijk voornaamwoord 2 h/v

Bepaald/onbepaald/
bezittelijk voornaamwoord
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Bepaald/onbepaald/
bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Diapositive


Herzlich Willkommen
beim Deutschunterricht

Slide 2 - Diapositive

Wie wir zusammen arbeiten
Voor Duits heb je bij je: boek A, etui, tablet

We praten zoveel mogelijk in het Duits
We luisteren naar elkaar
Bij vragen steken we een arm omhoog

Mobiele telefoon ins Handy Hotel !



timer
2:00

Slide 3 - Diapositive

Lernziele
Du kannst etwas über dein Lieblingsessen erzählen.
Du kennst alle Artikel in der Deutschen Sprache (bepaald en onbepaald)

Slide 4 - Diapositive

Klassetaal
Duits tijdens de les

zin 1: Darf ich zur Toilette gehen, bitte?
zin 2: Wie heißt das?
zin 3: Ich habe mein Buch vergessen.
zin 4: Ich habe meine Hausaufgaben nicht gemacht.

Slide 5 - Diapositive

Anfangsaufgabe
Vertaal en schrijf op:
het bord
de suiker
de saus
het eten
eten
groente en fruit

timer
3:00

Slide 6 - Diapositive

Welke bepaalde lidwoorden zijn er in het Duits?

Slide 7 - Carte mentale

Wat is het bepaalde lidwoord voor het meervoud?
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quiz

Wat is het bepaalde lidwoord bij:
... Küche (=keuken)
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quiz

Wat is het bepaalde lidwoord bij:
... Mercedes
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quiz

Overzicht bepaald en onbepaald lidwoord
m
v
o
mv

de/het


der

die

das

die

 een


ein

eine

ein

keine

Slide 11 - Diapositive

Wat is het onbepaalde lidwoord voor 'Auto' in het Duits?
A
ein
B
eine
C
einen
D
der

Slide 12 - Quiz

die Kinder (mv) / ............ Kinder
Welk onbepaald lidwoord past?
ein - eine - kein - keine

Slide 13 - Question ouverte

das Handy / ........... Handy
Welk onbepaald lidwoord past?
ein - eine

Slide 14 - Question ouverte

Vertaal het onbepaald lidwoord tussen haakjes in de volgende zin naar het Duits.

Ich habe (geen) .................. Geschwister.

Slide 15 - Question ouverte

0

Slide 16 - Vidéo

Een bezittelijk voornaamwoord?.....
A
staat alleen
B
geeft een bezit aan

Slide 17 - Quiz

Welke woorden zijn bezittelijke voornaamwoorden?
A
jij, u
B
mijn, jouw, jullie
C
onze, uw
D
hij, zij, ik

Slide 18 - Quiz

ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij
sie
u
Sie
Sleep het bezittelijke voornaamwoord op de juiste plaats in het schema
unser
dein
Ihr
euer/eure
mein
ihr
ihr
sein
sein

Slide 19 - Question de remorquage

Docent zegt een Nederlands woord uit de Lernliste.

Jij vertaalt het woord en spreekt deze in het Duits uit.

Slide 20 - Diapositive


Auf Wiedersehen 

Slide 21 - Diapositive