Formatieve evaluatie H6 Ecologie

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Biotisch
Abiotisch
Wind
Lucht
Zuurstof
Water
Grond
Roofvijanden
Soort
genoten
Plant
Bacterie
Voedsel

Slide 2 - Question de remorquage

Haaksnavel
Zeefsnavel
Pincetsnavel
Kegelsnavel
Sleep de afbeelding van de soort snavel en het soort voedsel naar het juiste hokje.

Slide 3 - Question de remorquage

Welke organen heeft een plant?
Opname van water + voeding + stevigheid
Vervoer, vorm, stevigheid
Fotosynthese dus voedsel maken
Voortplanting vruchten zaden

Slide 4 - Question de remorquage

Zet de volgende componenten op volgorde van groot naar klein:
1
2
3
4
Individu
Ecosysteem
Populatie
Levensgemeenschap

Slide 5 - Question de remorquage

Sleep de woorden naar de juiste plek in de kringloop.
Consumenten
Producenten
Afvaleters
Reducenten

Slide 6 - Question de remorquage

Zet de woorden op de juiste plek in de kringloop.
Water
Glucose
Koolstofdioxide
Zuurstof

Slide 7 - Question de remorquage

Koolstofkringloop
Koolstof in koolstofdioxide ( in de lucht)
Koolstof in glucose
(producenten)
Koolstof in plantaardige energierijke stoffen
Koolstof in dierlijke energierijke stoffen
(consumenten)
Koofstof in energierijke stoffen
(reducenten)
Verbranding
Fotosynthese
Verbranding
Verbranding

Slide 8 - Question de remorquage


Een voorbeeld van een biotische factor is:  
A
Grondsoort
B
Hoeveelheid wind
C
Roofvijanden
D
Temperatuur

Slide 9 - Quiz


Een voorbeeld van een abiotische factor is:  
A
Hoeveelheid licht
B
Voeding
C
Concurrentie
D
Schuilplaats in een boom

Slide 10 - Quiz


Lees de afbeelding hiernaast. 
Wat zijn 2 abiotische factoren die in de tekst genoemd worden?
A
Waterplanten & water
B
Ondiepe vijver & reigers
C
Hoeveelheid zon & ondiepe vijver
D
Water & reigers

Slide 11 - Quiz


Hoe noem je het geheel van alle biotische en abiotische factoren in een bepaald gebied? 
A
Ecosysteem
B
Ecologie
C
Abiotische factoren
D
Biotische factoren

Slide 12 - Quiz



Deze plant groeit voordat de bomen bladeren krijgen. Zo krijgen ze voldoende licht.
A
Klimplant
B
Voorjaarsbloeier
C
Planten met wortelrozet

Slide 13 - Quiz


Woestijnplanten gaan waterverlies tegen door:
A
Dunne grote bladeren zonder waslaag
B
Dikke kleine bladeren met waslaag

Slide 14 - Quiz


Planten in het tropisch regenwoud hebben:
A
Veel huidmondjes om het vocht kwijt te raken
B
Weinig huidmondjes om het vocht kwijt te raken

Slide 15 - Quiz


Een haaksnavel is voor het eten van..
A
Planten
B
Zaden
C
Vlees
D
Insecten

Slide 16 - Quiz


Steltpoten hebben
A
Wad en weidevogels
B
Vogels die langs de stam lopen
C
Roogvogels
D
Watervogels

Slide 17 - Quiz

Wat was de functie van een huidmondje?
A
Water opnemen
B
Het maken van voedingsstoffen
C
Zorgen dat een boom groen blijft
D
Het uitwisselen van gassen

Slide 18 - Quiz

Welk of welke organismen doen aan fotosynthese?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels en bacteriën
D
Alle organismen

Slide 19 - Quiz

Welk of welke organismen doen aan verbranding?
A
Planten
B
Dieren
C
Schimmels en bacteriën
D
Alle organismen

Slide 20 - Quiz


Deze stoffen zijn nodig voor de FOTOSYNTHESE : 
A
Zuurstof + glucose
B
Koolstofdioxide + water
C
Zuurstof + water
D
Koolstofdioxide + glucose

Slide 21 - Quiz


Hoe komt koolstofdioxide het blad in?
A
Via de huidmondjes
B
Via de nerf
C
Via de wortels

Slide 22 - Quiz


Waar vindt FOTOSYNTHESE plaats in de plantencel?
A
In de celkern
B
In de bladgroenkorrels
C
In de vacuole
D
In de kleurkorrels

Slide 23 - Quiz


Welke stoffen ontstaan bij de VERBRANDING?
A
Koolstofdioxide + water
B
Zuurstof + water

Slide 24 - Quiz


Bekijk de afbeelding hiernaast. Waar vindt verbranding plaats?
A
1, 2 & 3
B
1 ,3 & 4
C
2, 3 & 4
D
1, 2, 3 & 4

Slide 25 - Quiz

‘Een groep konijnen van dezelfde soort in de duinen bij Egmond aan zee’ noem je een:
A
Populatie
B
Soort
C
Individue
D
Levensgemeenschap

Slide 26 - Quiz

Een voedselketen is :
A
Rij organismen die elkaar eten
B
Aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn

Slide 27 - Quiz

Een voedselketen begint ALTIJD met een:
A
Dier
B
Schimmel
C
Bacterie
D
Plant

Slide 28 - Quiz

Een aantal voedselketens die met elkaar verbonden zijn , noem je:
A
Voedselweb
B
Schakels
C
Piramide van aantallen

Slide 29 - Quiz

Biomassa is het :
A
Gewicht van alle vloeibare stoffen in het lichaam
B
Gewicht van alle vaste stoffen in het lichaam, zonder water

Slide 30 - Quiz

Wie is de producent
A
Pissebed
B
Kat
C
Kastanjeboom
D
Egel

Slide 31 - Quiz

Wie zijn reducenten
A
Planten en dieren
B
Dieren en schimmels
C
Schimmels en Planten
D
Bacteriën en Schimmels

Slide 32 - Quiz