Een populatie kan bestaan uit verschillende soorten organismen.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
Wat zijn biotische factoren?
A
Invloeden afkomstig van de mens
B
invloeden afkomstig van het milieu
C
Invloeden afkomstig van dieren
D
Invloeden afkomstig van de levende natuur
Slide 13 - Quiz
Wat is geen abiotische factor?
A
Licht
B
Warmte
C
Bodem
D
Voedsel
Slide 14 - Quiz
De grond waar een konijn een hol in kan maken is een abiotische factor
A
waar
B
niet waar
C
weet ik niet
Slide 15 - Quiz
Zie je hier 1 of meer voedselketens?
A
Één voedselketen
B
Meerdere voedselketens
Slide 16 - Quiz
Wat is de betekenis van de pijlen in een voedselketen?
A
eet
B
wordt gegeten door
Slide 17 - Quiz
Welke bewering over voedselketens is juist?
A
Een voedselketen bevat wel consumenten, maar geen producenten
B
Een voedselketen eindigt altijd met een reducent
C
Ieder organisme in een voedselketen heet een schakel
D
De pijlen in een voedselketen wijzen van het organisme dat iets eet, in de richting van zijn eten
Slide 18 - Quiz
Wat is een abiotische factor?
A
Wind
B
Concurrentie
C
Voedsel
D
Ziekteverwekkers
Slide 19 - Quiz
Welke snavel zie je?
A
Kegelsnavel
B
Pincetsnavel
C
Haaksnavel
D
Zeefsnavel
Slide 20 - Quiz
Hoe heet deze snavel?
A
kegelsnavel
B
pincet snavel
C
priemsnavel
D
haaksnavel
Slide 21 - Quiz
Hoeveelste consument van welke orde is de adder?
A
1e , 2e en 5e
B
3e en 5e
C
kun je niet zien
D
2e, 3e en 5e
Slide 22 - Quiz
Er zijn verschillende manieren waarop dieren warmte kwijt raken.
Welke aanpassing heeft de olifant om af te koelen?
A
Luchtstroom
B
Zomervacht
C
Grote oren
D
Dikke vetlaag
Slide 23 - Quiz
Wat is geen biotische factor
A
aantal rijpe bananen in het woud
B
aantal gorilla's in het woud
C
aantal chimpansees in het woud
D
de hoeveelheid regen in het woud.
Slide 24 - Quiz
Schutkleur van een dier is een aanpassing aan de leefomgeving
A
Waar
B
Niet waar
Slide 25 - Quiz
Wat voor snavel zou dit dier hebben?
A
pincetsnavel
B
haaksnavel
C
kegelsnavel
D
zeefsnavel
Slide 26 - Quiz
Hoe heet deze snavel?
A
priemsnavel
B
kegelsnavel
C
pincetsnavel
Slide 27 - Quiz
Wat voor snavel heeft een scholekster?
A
Pincetsnavel
B
Priemsnavel
C
Haaksnavel
D
Kegelsnavel
Slide 28 - Quiz
Wie zetten alle resten van planten en dieren om in mineralen?
A
Afvaleters
B
Producenten
C
Reducenten
D
Consumenten
Slide 29 - Quiz
Wie zijn de producenten van de voedselkringloop
A
planten
B
dieren
C
schimmels
D
bacteriën
Slide 30 - Quiz
Een schimmel is een
A
producent
B
consument
C
afvaleter
D
reducent
Slide 31 - Quiz
Wie eten resten van producenten en consumenten?
A
Reducenten
B
Producenten
C
Afvaleters
D
Consumenten
Slide 32 - Quiz
Wie leggen tijdens de fotosynthese energie uit zonlicht vast in glucose?
A
Producenten
B
Afvaleters
C
Consumenten
D
Reducenten
Slide 33 - Quiz
Glucose is een brandstof. Wat is nog meer een brandstof?
A
eiwitten, vetten koolhydraten
B
koolstofdioxide
C
zuurstof
D
water en mineralen
Slide 34 - Quiz
Organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen maken
A
Individu
B
Soort
C
Populatie
D
Ecosysteem
Slide 35 - Quiz
Abiotische factoren
Biotische factoren
Slide 36 - Question de remorquage
In een voedselpiramide van biomassa is er energieverlies door ....
A
verbranding en voeding
B
fotosynthese en voeding
C
verbranding en onverteerbare stoffen
D
Fotosynthese en onverteerbare stoffen
Slide 37 - Quiz
Welk organisme hoort in laag X van de voedselpiramide
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 38 - Quiz
Wat is een biologisch evenwicht? Meerdere antwoorden zijn goed.
A
De populatiegrootte schommelt om een evenwichtswaarde heen.
B
Geboorte, sterfte en migratie zorgen voor een biologisch evenwicht.
C
antwoord A en B zijn goed
D
Antwoord A en B zijn beiden fout.
Slide 39 - Quiz
Inclusief biotoop
Exclusief biotoop
Exclusief biotoop
Inclusief biotoop
levensge-meenschap
ecosysteem
populatie
individu
ecosysteem
individu
levensge-meenschap
populatie
Slide 40 - Question de remorquage
De huidmondjes kunnen
A
Zuurstof afgeven en koolstofdioxide opnemen
B
Water opnemen
C
Mineralen opnemen
D
Glucose opnemen en afgeven
Slide 41 - Quiz
Soorten zijn aangepast aan bijvoorbeeld de beschikbaarheid van water
Welke aanpassing hoort bij welke soort?
blad heeft geen huidmondjes
dikke vetlaag
plant slaat geen water op
stengel is hol
stekels
groot wortelstelsel
klein wortelstelsel
Slide 42 - Question de remorquage
voorjaarsbloeiers
Klimplanten
woestijnplanten
bloeien voordat er bladeren aan de bomen komen
groeit langs de boomstam richting het licht.
hebben aanpassingen om waterverlies tegen te gaan. (bijna geen bladeren, dikke waslaag, of een dikke bladeren
Slide 43 - Question de remorquage
Geef aan welke organismen consumenten en welke producenten zijn.
consument
producent
alg
mossel
mens
vissen
planten
Slide 44 - Question de remorquage
In de optimumkromme is het verband tussen de temperatuur en het aantal individuen van de populatie. Bij welke temperatuur zijn de groei- en voortplantingskansen van deze organisme het grootst?
A
10 graden celsius
B
20 graden celsius
C
30 graden celsius
Slide 45 - Quiz
Welke optimumkromme hoort bij zonplanten en welke bij schaduwplanten
A
rood: schaduwplanten, blauw: zonplanten
B
rood: zonplanten, blauw: schaduwplanten
Slide 46 - Quiz
Koolstofkringloop
Koolstof in koolstofdioxide ( in de lucht)
koolstof in glucose
(producenten)
koolstof in plantaardige energierijke stoffen
koolstof in dierlijke energierijke stoffen
(consumenten)
Koofstof in energierijke stoffen
(reducenten)
verbranding
fotosynthese
Verbranding
verbranding
Lucht
Dieren
Schimmels
en bacteriën
Planten
resten van planten en dieren
Slide 47 - Question de remorquage
extra voor 3gt
Slide 48 - Diapositive
Wortelknolletjes leven samen met planten. Ze kunnen stikstof (nitraat) uit de grond opnemen. Wat zijn wortelknolletjes voor organismen?