H4.2

H4.2
Deze les gaan we eerst de vorige paragraaf herhalen en daarna krijg je uitleg over H4.2
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

H4.2
Deze les gaan we eerst de vorige paragraaf herhalen en daarna krijg je uitleg over H4.2

Slide 1 - Diapositive

De productiekosten in een ijssalon zijn € 3.780. De kostprijs per ijsje is € 0,90.
Hoeveel ijsjes zijn er gemaakt?

Slide 2 - Question ouverte

De productiekosten in een ijssalon zijn € 3.780. De kostprijs per ijsje is € 0,90.
Hoeveel ijsjes zijn er gemaakt?
productiekosten : aantal producten = kostenprijs per product
            € 3.780      :       ?                          =  € 0,90

Maak het makkelijk voor jezelf--> 6 : ? = 2 --> 6 : 2 = 3

€ 3.780 : € 0,90 = 4200 producten

Slide 3 - Diapositive

Welke 3 productiesectoren zijn er?

Slide 4 - Question ouverte

Welke 3 productiesectoren zijn er?
- Agrarische bedrijven

- Industriële bedrijven

- Dienstverlenende bedrijven

Slide 5 - Diapositive

Uitleg H4.2

Slide 6 - Diapositive

Eigen bedrijf
Je kan voor bedrijf werken of een eigen bedrijf beginnen.
 --> je bent dan een ondernemer.

Dit kan met of zonder personeel.

Slide 7 - Diapositive

Productiefactoren
Natuur
Arbeid
Kapitaal

Slide 8 - Diapositive

Kapitaal
Het kopen van kapitaal goederen heet investeren.

Dit doen ondernemers om meer, beter of goedkoper te produceren

Slide 9 - Diapositive

Concurrenten
Bedrijven die de zelfde producten of diensten produceren.

Slide 10 - Diapositive

Winst
Opbrengsten
Kosten                          -
Winst
Je hebt voor  € 325 aan ijsjes verkocht. De kosten van de ijsjes waren € 196. Hoeveel is je winst?

Opbrengsten  € 325
Kosten              € 196 -
Winst                 € 129

Slide 11 - Diapositive

Je verkoopt fruit op de markt. Vandaag is je opbrengst € 772.
De kosten zijn € 489.
Bereken de winst

Slide 12 - Question ouverte

Je verkoopt fruit op de markt. Vandaag is je opbrengst € 772.
De kosten zijn € 489.
Bereken de winst
Opbrengsten          € 772
Kosten                       € 489  -
Winst                        € 283

Slide 13 - Diapositive

Maak je altijd winst?
Nee!

Als je kosten hoger zijn dan je opbrengsten --> Verlies.

Is dit heel erg?

Voor een keer niet, maar gebeurt dit te vaak --> kan je Failliet gaan.

Slide 14 - Diapositive

Huiswerk
Je gaat nu aan de slag met de opdrachten van H4.2

Slide 15 - Diapositive