Herhaling H1 t/m H6

Woordenschat H1 t/m H6
1 / 28
suivant
Slide 1: Carte mentale
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat H1 t/m H6

Slide 1 - Carte mentale

De vergelijking 
Het beeld en het object worden beiden genoemd in de zin. 
Zijn kamer (object) leek wel een zwijnenstal (beeld). 

Slide 2 - Diapositive

De metafoor
Het beeld en het object vallen samen. 
Wat een zwijnenstal (beeld) is het hier! 

Slide 3 - Diapositive

De personificatie 
Een voorwerp, plant, dier of een abstract begrip krijgt menselijke eigenschappen. 
De auto kwam hoestend en proestend vooruit. 

Slide 4 - Diapositive

Vaste voorzetsels 
Afhangen van (ww + vz) 
Bezwaar hebben tegen (znw + ww + vz) 
Bang zijn voor (bvn + ww + vz) 

Slide 5 - Diapositive

Voorzetseluitdrukkingen
Door middel van (door, met) 
In verband met (door, wegens) 

Slide 6 - Diapositive

Rijmende uitdrukkingen
Beginrijm (alliteratie) 
Dag en dauw 
Eindrijm 
Baat het niet dan schaadt het niet 

Slide 7 - Diapositive

Uitdrukkingen uit scheepvaart en handel 

Veel uitdrukkingen die wij nu gebruiken, komen van oudsher uit de scheepvaart en handel. 

Het over een andere boeg gooien. 
Aan de grond zitten. 

Slide 8 - Diapositive

Oude naamvallen
In het Nederlands vind je nog sporen van oude naamvallen. 
Bijvoorbeeld: 
's Avonds (des avonds = in de avond ) 
Ten strengste verboden (echt niet toegestaan) 

Slide 9 - Diapositive

Zo herken je oude naamvallen: 
Oude naamvallen bestaan vaak uit verbogen vormen van de en te:
– den: aan den lijve;
– der: in naam der wet;
– des: de vader des vaderlands;
– ten: ten val brengen;
– ter: ter plaatse.

Slide 10 - Diapositive

Slecht ... been 
... dans gevraagd
... duivels 
... nadele van 
De tand ... tijds 
... waarde van 
Des
Ter
Ten

Slide 11 - Question de remorquage

Schrijf de vorm van beeldspraak op in deze zin:
Toen de worstelaar ging zitten, kreunde de stoel onder hem.

Slide 12 - Question ouverte

Schrijf de vorm van beeldspraak op in deze zin:
De camping bevond zich aan de voet van de berg.

Slide 13 - Question ouverte

Schrijf de vorm van beeldspraak op in deze zin:
Na het slechte bericht van de dokter, stak mijn vader zijn kop in het zand.

Slide 14 - Question ouverte

Schrijf de vorm van beeldspraak op in deze zin:
Karel kreeg op zijn veertiende eindelijk de baar in de keel.

Slide 15 - Question ouverte

Gooien
Hand
Hoofd
Kant 
Mond
Schoen
Sisser
Tong
Zalm
Zwaar
Aantrekken
Aflopen
Gat
Haar 
Hart 
Loodje 
Mes 
Neus 
Pet 
Woord 

Slide 16 - Question de remorquage

Met de hulp van 
Met behulp van
Met betrekking tot 
Ten gevolge van 
Onder invloed van 
Ter gelegenheid van 
Zij maakt haar rekensommen .... een geodriehoek.
Voordat de toets begint, wijs ik jullie op de regels... spieken. 
... een computerstoring kan ik niet bij mijn bestanden. 
Rijden...alcohol kan ongelukken veroorzaken. 
Opa en oma geven een feest ... hun gouden huwelijk. 

Slide 17 - Question de remorquage

Op stel en...

Slide 18 - Question ouverte

Wijd en...

Slide 19 - Question ouverte

... noch kraai

Slide 20 - Question ouverte

Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk...

Slide 21 - Question ouverte

Als twee honden vechten om één been, loopt de derde ermee ...

Slide 22 - Question ouverte

Een mens lijdt dikwijls het meest, door het lijden dat hij...

Slide 23 - Question ouverte

We moeten niet te snel ... halen, dus we gaan door met onze strijd.

Slide 24 - Question ouverte

Ik moest een ... in het zeil houden.

Slide 25 - Question ouverte

Ik zou nooit in ... gaan met Pierre. Hij is niet te vertrouwen.

Slide 26 - Question ouverte

Betalen
De leiding hebben
Populair zijn 
Failliet gaan
Terugkrabbelen
Toezicht houden
Samenwerken
Duur zijn 
Aan het roer staan 
Bakzeil halen 
In de markt liggen 
Een oogje in het zeil houden 
Op de fles gaan 
Aan de prijs zijn 
Over de brug komen
In zee gaan met 

Slide 27 - Question de remorquage

Met welke onderdelen moet je nog oefenen?

Slide 28 - Question ouverte