Woordenschat H5 + H6

Woordenschat H5 + H6
Uitdrukkingen uit de handel en scheepvaart
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Woordenschat H5 + H6
Uitdrukkingen uit de handel en scheepvaart

Slide 1 - Diapositive

Na deze les:

  • Ken je nieuwe uitdrukkingen die uit de handel en scheepvaart komen
  • Kun je van deze uitdrukkingen de betekenis uitleggen
  • Weet je hoe een oude naamval eruit ziet
  • Weet je waarom we nog oude naamvallen gebruiken

Slide 2 - Diapositive

Vandaag
Terugblik vorige les (5 minuten)
Huiswerk bespreken (10 minuten)
Aan de slag (15 minuten)
Start hoofdstuk 6 (resterende tijd)

Slide 3 - Diapositive

Noem een uitdrukking uit de handel of scheepvaart die je nog weet van de vorige lessen.

Slide 4 - Question ouverte

Wat betekent deze uitdrukking?

"Beter een anker kwijt dan een heel schip"
A
Je moet bij de tijd blijven
B
Liever een klein verlies accepteren dan alles verliezen
C
Toezicht houden
D
Failliet gaan

Slide 5 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

"Op de fles gaan"
A
dronken worden
B
duur zijn
C
boodschappen doen
D
failliet gaan

Slide 6 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

"Je moet roeien met de riemen die je hebt"
A
Je echte karakter blijkt pas op een beslissend moment
B
Je moet altijd aardig zijn
C
Je moet het doen met de middelen die je hebt
D
Je moet varen

Slide 7 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

"Bakzeil halen"
A
terugkrabbelen
B
boodschappen doen
C
duur zijn
D
een brood bakken

Slide 8 - Quiz

Wat betekent deze uitdrukking?

"Wie appelen vaart, die appelen eet"
A
Als je handelt in bepaalde goederen dan gebruik je ze waarschijnlijk ook
B
Je eet te veel tijdens je werk
C
Je moet betalen voor wat je koopt
D
Als de baas toekijkt, gaat alles beter

Slide 9 - Quiz

Huiswerk voor vandaag
Opdracht 4 en 5 van H5 

Slide 10 - Diapositive

Opdracht 4
Kies een van de spreekwoorden uit opdracht 3. Schrijf een verhaaltje van ongeveer 50 woorden, dat eindigt met dit spreekwoord. 

Slide 11 - Diapositive

Opdracht 5

Slide 12 - Diapositive

Nieuwe woorden
Vaak gebruiken we woorden uit de handel en scheepvaart, zonder dat we weten waar ze vandaan komen. Bijvoorbeeld: kielhalen. Kielhalen was een zware lijflijke straf: de gestrafte werd aan bakboord in zee gegooid, onder de kiel aan de onderkant van het schip doorgehaald en aan stuurboord weer omhooggetrokken. 

Slide 13 - Diapositive

Aan de slag
Probeer nu er nu zelf achter te komen wat de oorsprong uit de scheepvaart is van de volgende woorden.
Zoek ook uit wat deze woorden nu betekenen:
- Ruimschoots
- Opdirken
- Rechtstreeks
Je hebt 12 minuten en je mag het internet gebruiken! 
timer
10:00

Slide 14 - Diapositive

Heb je ze allemaal kunnen vinden?
Ja
Nee
Dat weet ik niet helemaal zeker

Slide 15 - Sondage

Antwoorden
ruimschoots: overvloedig; volop
De schoot is het ‘touw’ dat aan de onderkant van een zeil vastzit. Met de schoot kun je het zeil aantrekken of losser laten. Als je met ruime, gevierde schoot vaart, vang je de meeste wind en vaar je bijna voor de wind (de wind komt van achteren).
opdirken: versieren; mooi maken
De dirk (het dirkje) is het stuk touw (de lijn) waarmee de giek (rondhout aan de onderkant van het grote zeil) wordt vastgebonden als het schip niet zeilt. Bij feestelijke gelegenheden wordt deze lijn versierd met vlaggetjes.
rechtstreeks: zonder omwegen; recht op het doel af
Op een kompas staan 32 windstreken. Een streek is het 32ste deel van het kompas. Als je een streek volgt, blijf je rechtdoor gaan.


Slide 16 - Diapositive

Wat is je het meest bijgebleven uit dit hoofdstuk?

Slide 17 - Question ouverte

Woordenschat H6
Oude naamvallen

Slide 18 - Diapositive

Wat was zij boos toen ze ten onrechte werd beschuldigd van afkijken!

Wat betekent 'ten onrechte'?

Slide 19 - Question ouverte

Op de klassenfoto staat Japie ter linkerzijde van Koos.

Wat betekent 'ter linkerzijde'?

Slide 20 - Question ouverte

Vorige week was er een collecte ten bate van het Rode Kruis.

Wat betekent 'ten bate van'?

Slide 21 - Question ouverte

Wat valt je op aan deze woorden?

Ter linkerzijde, ten bate van, ten onrechte

Slide 22 - Question ouverte

Slide 23 - Lien

Oude naamvallen

In het Nederlands vind je nog sporen van oude naamvallen. Bijvoorbeeld in ’s avonds, een verkorting van de tweede naamval des avonds (= in de avond). 
Andere voorbeelden zijn: ten strengste verboden (= echt niet toegestaan) en ter controle (= om te controleren, onderzoeken)

Slide 24 - Diapositive

Zo herken je oude naamvallen
Oude naamvallen bestaan vaak uit verbogen vormen van de en te:
– den: aan den lijve;
– der: in naam der wet;
– des: de vader des vaderlands;
– ten: ten val brengen;
– ter: ter plaatse.
In veel gevallen staat er een verbogen vorm van een ander woord bij: heden ten dage, in koelen bloede, met voorbedachten rade, ter grootte van. Deze vormen kun je het beste uit je hoofd leren.

Slide 25 - Diapositive

Aan de slag
Maak opdracht 1 en 2 van H6 woordenschat. Dit is ook het huiswerk voor na de vakantie. 

Slide 26 - Diapositive

Huiswerk en volgende les
Maak opdracht 4 en 5 op bladzijde 147 van je boek (hoofdstuk 5 - Woordenschat).


Volgende les:
Afronden woordenschat hoofdstuk 5, start woordenschat hoofdstuk 6

Slide 27 - Diapositive