bijwerkingen: hoofdpijn, maag-darmklachten, leverafwijkingen, hartritme probleem
Slide 8 - Question de remorquage
Waarom helpt het niet om bij reisziekte een 5-HT3 antagonist te geven?
Slide 9 - Question ouverte
zwelmiddelen
vochtaantrekkende middelen
stimulerende middelen
Welke eigenschappen bij welke medicatie groep
glijmiddelen
zachtere poep en volume vergrotend
zachtere poep, volume vergrotend
chemische prikkeling darmwand + volume vergrotend
Vb: volcolon, psylliuzaad
Vb: movicolon, importal, lactulose, Kleanprep
colex klysma
chemische prikkeling darmwand
bisacodyl, senna's, dulcolax
Slide 10 - Question de remorquage
Van dit laxeermiddel, wordt je urine soms rood
A
Movicolon
B
dulcolax
C
Sennosoiden
D
lactulose
Slide 11 - Quiz
Welke bijwerkingen kunnen ontstaan bij ALLE laxeermiddelen?
A
diarree, braken, boeren/winden
B
Lui worden van de darmwand
C
verstoorde zoutbalans
D
obstipatie
Slide 12 - Quiz
Waar moet je EXTRA op letten als je zorgvragers zwelmiddelen of vochtaantrekkende middelen geeft tegen obstipatie?
Slide 13 - Question ouverte
Lactulose
movicolon
Verschillen tussen de 2 meest gebruikte laxantia
verlaagt ook pH in darm, waardoor ook chemische prikkeling van de darm
normale vochtintake is voldoende.
geeft meer klachten van boeren en winden
extra vochtintake is nodig.
versnelt de maaglediging, waardoor absorptie van andere medicijnen kan afnemen.
gaat niet goed samen met verdikkings- middelen
Slide 14 - Question de remorquage
ORS
Loperamide
Welke eigenschappen bij welke medicatie groep
Doel: tegengaan van dehydratie bij diarree/braken
vertraagt darm passage + verhoogde tonus van anale sfincter
Opletten: niet mengen met andere vloeistoffen dan water
Nooit geven: bij koorts of bloedige diarree
Opletten: door de glucose erin, kan diabetes ontregelen
Opletten: nooit langer dan 14 dagen gebruiken
Slide 15 - Question de remorquage
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Stelling: alle micro-organismen veroorzaken ziekten in het lichaam. Je moet dus zorgen dat je GEEN ENKELE micro-organisme in je lichaam hebt.
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Diapositive
Voor infectieziekten geldt: VOORkomen is beter dan genezen.
Slide 22 - Sondage
Slide 23 - Diapositive
Slide 24 - Diapositive
Slide 25 - Diapositive
Welke toedieningsvormen voor antibiotica zijn er?
Slide 26 - Question ouverte
Slide 27 - Diapositive
Slide 28 - Diapositive
Slide 29 - Diapositive
Slide 30 - Diapositive
Slide 31 - Diapositive
Wat zijn de voordelen van een breedspectrum antibioticum?
Slide 32 - Question ouverte
Stelling: nadeel van breedspectrum antibiotica is, dat ze ook de goede bacteriën doden in je lichaam
A
waar
B
niet waar
Slide 33 - Quiz
Slide 34 - Diapositive
Slide 35 - Diapositive
Slide 36 - Diapositive
Slide 37 - Diapositive
Anthelminthica
antivirale middelen
antibiotica
antimycotica
bacteriën
virussen
schimmels en gisten
parasieten en protozoa
Slide 38 - Question de remorquage
Jouw tante is bij de huisarts geweest en ze is boos. Ze is zeer verhouden en wil graag 'een kuurtje' van de huisarts. Maar de huisarts heeft gezegd dat ze moet uitzieken. Hoe reageer je nu op haar?