1HV les 2 week 44 Formuleren H1 tm H4

Tussen twee persoonsvormen zet je een .............
A
komma
B
punt
1 / 13
suivant
Slide 1: Quiz
nederMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Tussen twee persoonsvormen zet je een .............
A
komma
B
punt

Slide 1 - Quiz

Voor het woordje 'en' komt ........ komma.
A
geen
B
een

Slide 2 - Quiz

Bij onzijdige woorden gebruik je de verwijswoorden 'dit' en 'dat'.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Bij vrouwelijke woorden gebruik je het lidwoord 'de'.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Bij vrouwelijke woorden gebruik je de verwijswoorden deze en die.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Dat chique pand staat al maanden te koop, maar ...… hier was binnen een week verkocht.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 6 - Quiz

Tophockey 2017 was een spannend toernooi, ...… gewonnen werd door de dames van Den Bosch.

A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 7 - Quiz

Urenlang tuurde de astronoom door zijn telescoop naar de kosmos, ...… hem steeds voor verrassingen plaatst.
A
deze
B
die
C
dit
D
dat

Slide 8 - Quiz

Bij de stellende trap van een bijvoeglijk naamwoord gebruik je 'dan'.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Een woord dat op -st eindigt, krijgt in de overtreffende trap geen –st, maar 'meest' ervoor.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Wat is de overtreffende trap van het bijvoeglijke naamwoord 'gehaast'

Slide 11 - Question ouverte

Ik eet nergens zo goed ......… in dat gezellige restaurant.
A
als
B
dan

Slide 12 - Quiz

Met al die files heeft Jacques meer reistijd .....… vroeger
A
als
B
dan

Slide 13 - Quiz