Verwijswoorden

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Het verwijt ………………….. de olieproducerende landen het Westen maken, is onterecht.

1. dit
2. dat
3. die
4. deze

Ik vind het jammer dat de instructie ……………………de leraar gaf, zo onduidelijk is.

1. dit
2. dat
3. die
4. deze

Het staakt-het-vuren ……………………de rebellen hebben afgekondigd, gaat vannacht in.

1. dit
2. dat
3. die
4. deze

Die woning daar staat al maanden te koop, maar .... hier was binnen een week verkocht.

1. dit
2. dat
3. die
4. deze

Urenlang tuurde de astronoom door zijn telescoop naar de kosmos, .... hem telkens weer voor verrassingen plaatste.

1. dit
2. dat
3. die
4. deze

Noelle luistert niet naar dit programma, omdat het .... verveelt

1. haar
2. ze

Veel mensen zijn op zoek naar ware liefde, maar .... komt altijd overwachts

1. haar
2. hem
3. het
4. zij

Hang dat gordijn even recht, want ..... hangt zo scheef

1. hij
2. zij
3. het

Je moet oppassen voor deze stier, want ..... kan je opeens aanvallen.

1. haar
2. hij
3. ze
4. het

De familieleden kijken ernaar uit dat hun neef .... snel weer opzoekt

1. haar
2. hem
3. hen
4. hun

Dit poesje is vanmorgen komen aanlopen' geef jij .... wat te drinken?

1. haar
2. hem
3. het

Dat is de docent ... Maaike het verslag moest geven.

1. Aan wie
2. Waaraan

De hond ... Stan naar hondentraining gaat, is een labrador.

1. Met wie
2. Waarmee

Het voetbalmerk .... Messi reclame maakt is Nike.

1. Voor wie
2. Waarvoor

Thomas gaat naar een concert van de band .... hij fan is.

1. Van wie
2. Waarvan

Mike is een vriend ... Ben in de klas zit.

1. Met wie
2. Waarmee