woordenschat

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

WOORDENSCHAT H1 t/m 3

DOEL VAN DE LES:

Je leert nieuwe woorden en uitdrukkingen.

1. Wat is een synoniem?

1. Hetzelfde woord meteen andere betekenis..
2. Een ander woord met dezelfde betekenis.

2. Wat is een synoniem voor
DOMINEREN?

1. nadoen
2. kwaadspreken
3. overheersen
4. nadelig

3. Wat is een synoniem voor
NAUWGEZET?

1. gezellig
2. precies
3. voordelig
4. eerlijk

4. Wat is een synoniem voor
OPRECHT?

1. gezellig
2. rechtop
3. bijzonder
4. eerlijk

5. Uitdrukkingen hebben een ........ betekenis.

1. figuurlijke
2. letterlijke

6. De vakantie is in kannen en ....

1. pannen
2. vazen
3. kruiken
4. potten

7. Die opmerking van jou raakt kant noch ............

1. verstand
2. land
3. wal
4. schip

8. Ik ken dat boek van haver tot ...

1. graan
2. gort
3. haver
4. tarwe

9. In het paleis was het allemaal pracht en ................

1. macht
2. goud
3. praal
4. zilver

10. Hij groeide op voor galg en ...

1. rad
2. molen
3. wagen
4. wiel

Les dinsdag

Je maakt:

Blz. 54 opdracht 1 en 2

Daarna: verder werken in Numo.

Les donderdag:

Je maakt blz. 55 opdracht 3

Blz. 84 startopdracht

Blz. 84 opdracht 1

Daarna Numo

Les vrijdag

Je maakt blz. 86 opdracht 3

Is je Numo deze week klaar?

Je leest in je leesboek.

huiswerk

Wat heb je nog niet af uit de studiewijzer?

Schrijf dit op in je agenda voor maandag.