Wat weet je nog van paragraaf 1?

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 3

Wat weet je nog van paragraaf 1?

1. Je kunt uitleggen wat een organisme is.
2. Je kunt de levenskenmerken noemen.
3. Je kunt onderscheiden of iets levend, dood of levenloos is.

Wat is een organisme?

Wat zijn levenskenmerken?

1. hoe groot en zwaar een organisme is
2. kenmerken van een levend organisme
3. de ontwikkeling van een organisme
4. kenmerken van een dood organisme

Welk levenskenmerk zie je op de afbeelding?

1. poepen
2. uitscheiden
3. bewegen
4. waarnemen

Wat is niet een specifiek levenskenmerk

1. Voeden
2. Bewegen
3. Drinken
4. Ademen

Welke levenskenmerken hoort NIET bij stofwisseling ?

1. voortplanten
2. voeden
3. uitscheiden
4. ademhalen

Alle organismen vertonen de zes levenskenmerken. 

Bij welke levenskenmerk hoort:

De zeeleeuwen krijgen vissen als middagmaal.

1. Voeden
2. Ademen
3. Groeien
4. Voortplanten

Alle organismen vertonen de zes levenskenmerken. 

Bij welke levenskenmerk hoort:

De gazelle ziet de leeuw en rent weg.

1. Voeden
2. Ademen
3. Groeien
4. Reageren

Alle organismen vertonen de zes levenskenmerken. 

Bij welke levenskenmerk hoort:

Een tijgerin baart 3 jongen.

1. Voeden
2. Uitscheiden
3. Reageren
4. Voortplanten

Levenskenmerken en voorbeelden bij mensen

een mens kan lopen

adem halen met behulp van longen

een baby wordt een peuter

de mens eet brood

de mens ziet een vogel vliegen

een vrouw kan een baby krijgen

een mens plast

ademhalen

voeden

uitscheiden

waarnemen

bewegen

voortplanten

groeien

dood, levend of levenloos?

1. levenloos
2. dood
3. levend

1. Levend
2. Levenloos
3. Dood

1. Levend
2. Levenloos
3. Dood

Deze vogel is.....

1. levend
2. dood
3. levenloos

In welke levensfase leert een mens lezen, schrijven en rekenen?

1. Peuter
2. Kleuter
3. Schoolkind
4. Puber

In welke levensfase leer je zelfstandig worden?

1. baby
2. puber
3. adolescent
4. volwassene

wat is géén levensfase

1. baby
2. adolescent
3. oudere
4. tiener

In welke levensfase beginnen de voortplantingsorganen te functioneren (werken)?

1. baby
2. puber
3. adolescent
4. volwassene

Wat is jouw volgende levensfase?

1. schoolkind
2. adolescent
3. puber
4. oudere