Examenvoorbereiding: argumenteren

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 5

Examenvoorbereiding: argumenteren

Onderdelen argumenteren

Standpunt en argument

Soorten argumenten

Opbouw van argumenten

Argumentatieschema's

Drogredenen

Standpunt of argument?
Ik vind dat de examens niet door moeten gaan

1. Standpunt
2. Argument

Wat zijn signaalwoorden voor een argument?

1. Dus, daarom
2. Kortom, al met al
3. Want, immers
4. Ook, bovendien

Feitelijke en waarderende argumenten

Feitelijke argumenten zijn objectief en kun je controleren

Waarderende argumenten zijn subjectief, kun je niet controleren even bevatten vaak een mening

Argumenten o.a. op basis van:

• Controleerbare feiten
• Voorbeelden
• Vergelijking
• Gezag of autoriteit
• Veronderstellingen
• Gevoel
• Persoonlijke overtuiging 

Je rijdt veel te hard binnen de bebouwde kom: verkeersregels zijn er niet voor niets!

1. Ervaring
2. Normen en waarden
3. Voorbeeld
4. Vermoedens

De instelling van het team is bijzonder goed. Dat merk je wel aan de sfeer in de groep.

1. Persoonlijke overtuiging
2. Voorbeeld
3. Vergelijking
4. Emotie

Opbouw argumentatie

• Enkelvoudige argumentatie
• Onderschikkende argumentatie
• Nevenschikkende argumentatie 

Argumentatieschema's

Een argumentatieschema maakt duidelijk wat de relatie is tussen het standpunt en het argument.

•  Oorzaak en gevolg
• Kenmerk of eigenschap
• Voor- en nadelen
• Vergelijking
• Algemene uitspraak en voorbeelden