hfst 6 paragraaf 2, beweging

Hfst 6: Beweging
1 / 24
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 24 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Hfst 6: Beweging

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we in dit hoofdstuk doen?
  • Snelheid berekenen
  • Kracht en beweging
  • Constante snelheid
  • Versnelling en vertraging
  • Snelheid en verkeer
  • Zwaarte-energie en                bewegingsenergie

Slide 2 - Diapositive

Gemiddelde snelheid
Bij het berekenen van de snelheid, bereken je vaak de gemiddelde snelheid.

De gemiddelde snelheid is de snelheid die je gemiddeld hebt gehad over een langere afstand.

Je kan ook de snelheid op één punt berekenen.

Slide 3 - Diapositive

Welk type snelheid berekent een flitspaal van de politie?

Slide 4 - Question ouverte

Welk type snelheid wordt gebruikt bij een trajectcontrole?

Slide 5 - Question ouverte

Snelheid berekenen
S = Afstand in kilometers

V = Snelheid in km/u

t = tijd in uur

Slide 6 - Diapositive

Johan rijdt 45 km in zijn auto. Hij doet hier een half uur over. Bereken zijn gemiddelde snelheid.

Slide 7 - Question ouverte

Marieke fietst een kwartier met een gemiddelde snelheid van 22 km/u. Welke afstand heeft zij afgelegd?

Slide 8 - Question ouverte

Martijn rijdt met een snelheid van 50 km/u. Hij moet 20 km rijden. Hoe lang doet hij hier over?

Slide 9 - Question ouverte

Omrekenen van km/u naar m/s

Slide 10 - Diapositive

Formule in m/s
S = afstand in meter

V = snelheid in m/s

t = tijd in seconde

Slide 11 - Diapositive

Anna schaatst een rondje van 400 meter in 55 seconden. Bereken haar gemiddelde snelheid.

Slide 12 - Question ouverte

John schaatst hetzelfde rondje als Anna (4oo m). Hij schaatst met een snelheid van 12 m/s. Bereken of hij sneller was dan Anna.

Slide 13 - Question ouverte

Wat is de formule om snelheid uit te rekenen?
A
V = S / t
B
S = V / t
C
t = S / V
D
V = S x t

Slide 14 - Quiz

De S staat in de formule voor:
A
afstand
B
snelheid
C
seconde
D
tijd

Slide 15 - Quiz

Een vliegtuig vliegt met een snelheid van 900 km/u. De afstand van Amsterdam naar Gran Canaria is 3500 km. Bereken hoelang de vlucht duurt.

Slide 16 - Question ouverte

Een bus rijdt gemiddeld 90 km/h. De reis met de bus duurt 2 uur en drie kwartier. Welke afstand heeft de bus afgelegd?

Slide 17 - Question ouverte

Chantal moet om half negen op school zijn. Ze woont 12 km van school en gaat om 5 voor acht weg. Met welke snelheid moet Chantal fietsen om op tijd op school te zijn?

Slide 18 - Question ouverte

Een fietser rijdt een fietstocht. Hij rijdt eerst 20 minuten met 12 km/u, daarna staat hij 10 minuten stil, daarna rijdt hij 45 minuten met 15 km/u en het laatste stuk van 12 minuten rijdt hij met 18 km/u. Bereken de gemiddelde snelheid van de fietser.

Slide 19 - Question ouverte

Een meteoor komt met een snelheid van 400 km/s de dampkring binnen. Hij verbrand in 0,8 s. Bereken de afstand die hij heeft afgelegd.

Slide 20 - Question ouverte

Daan fietst met een snelheid van 5 m/s. Lucas vertrekt 2 minuten later en fietst met een snelheid van 7 m/s. Na hoeveel meter heeft Lucas Daan ingehaald.

Slide 21 - Question ouverte

Een auto rijdt 45 minuten met een snelheid van 100 km/u. Welke afstand heeft de auto afgelegd?

Slide 22 - Question ouverte

Een fietser fietst eerst 30 minuten met 20 km/u en daarna 15 minuten met 15 km/u. Bereken de totale afstand die de fietser heeft afgelegd.

Slide 23 - Question ouverte

Een sprinter loopt 12 seconde met een snelheid van 30 km/u. Bereken hoeveel meter hij heeft afgelegd.

Slide 24 - Question ouverte