§ 4.2 beweging en versnelling

§ 4.2 Beweging en versnelling
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

§ 4.2 Beweging en versnelling

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we in dit hoofdstuk doen?
  • Snelheid berekenen
  • Kracht en beweging
  • Constante snelheid
  • Versnelling en vertraging
  • Snelheid en verkeer
  • Zwaarte-energie en                bewegingsenergie

Slide 2 - Diapositive

Gemiddelde snelheid
Bij het berekenen van de snelheid, bereken je vaak de gemiddelde snelheid.

De gemiddelde snelheid is de snelheid die je gemiddeld hebt gehad over een langere afstand.

Je kan ook de snelheid op één punt berekenen.

Slide 3 - Diapositive

Welk type snelheid berekent een flitspaal van de politie?

Slide 4 - Question ouverte

Welk type snelheid wordt gebruikt bij een trajectcontrole?

Slide 5 - Question ouverte

Snelheid berekenen
s = Afstand in kilometers (of meter)

v = Snelheid in km/h (of m/s)

t = tijd in uur (of seconde)

Slide 6 - Diapositive

Johan rijdt 45 km in zijn auto. Hij doet hier een half uur over. Bereken zijn gemiddelde snelheid.

Slide 7 - Question ouverte

Marieke fietst een kwartier met een gemiddelde snelheid van 22 km/u. Welke afstand heeft zij afgelegd?

Slide 8 - Question ouverte

Martijn rijdt met een snelheid van 50 km/u. Hij moet 20 km rijden. Hoe lang doet hij hier over?

Slide 9 - Question ouverte

Omrekenen van km/h naar m/s

Slide 10 - Diapositive

Formule in m/s
S = afstand in meter

V = snelheid in m/s

t = tijd in seconde

Slide 11 - Diapositive

Chantal moet om half negen op school zijn. Ze woont 12 km van school en gaat om 5 voor acht weg. Met welke snelheid moet Chantal fietsen om op tijd op school te zijn?

Slide 12 - Question ouverte

Een auto rijdt 45 minuten met een snelheid van 100 km/u. Welke afstand heeft de auto afgelegd?

Slide 13 - Question ouverte

Een fietser fietst eerst 30 minuten met 20 km/u en daarna 15 minuten met 15 km/u. Bereken de totale afstand die de fietser heeft afgelegd.

Slide 14 - Question ouverte

Een sprinter loopt 12 seconde met een snelheid van 30 km/u. Bereken hoeveel meter hij heeft afgelegd.

Slide 15 - Question ouverte

Zelf aan de slag

Lees en maak § 4.2


HW afmaken § 4.2

Slide 16 - Diapositive