Argumenteren

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Standpunten

We onderscheiden 3 soorten standpunten:

Positief standpunt 

De regering heeft de juiste maatregelen genomen. 

Negatief standpunt:

De regering heeft niet de juiste maatregelen genomen. 

Standpunt van twijfel:

Ik weet niet wat ik moet denken van de juiste maatregelen. 

Er komt geen poes in huis!

1. Positief
2. Negatief
3. Twijfel

Ik kan nog niet goed zeggen wat ik van de persconferentie moet vinden.

1. Positief
2. Negatief
3. Twijfel

De vergadering van vanmiddag zal wel weer niet op tijd klaar zijn.

1. Positief
2. Negatief
3. Twijfel

Dat concert van Pink lijkt me echt iets voor jou!

1. Positief
2. Negatief
3. Twijfel

Iedereen vond die macarons van vorige week in Heel Holland Bakt niet te eten!

1. Positief
2. Negatief
3. Twijfel

Redenering

De combinatie van het standpunt en argument (reden) noemen we dus redenering. 

Met het argument wil je de waarheid of juistheid van de stelling bewijzen. 

Twee typen argumenten

Waarderende argumenten:

Deze argumenten zijn gebaseerd op een mening.

Feitelijk argumenten:

Deze argumenten zijn controleerbaar.

Stelling: Utrecht is een prettige stad om in te wonen. 

Utrecht was in 2013 de stad met de grootste stijging van het aantal inwoners

Er wonen in Utrecht veel jonge, gezellige mensen. 

Waarderend argument

Feitelijk argument

Stelling: Je kunt beter met het OV naar Rotterdam gaan. 

Het is veel gezelliger om met het OV naar R'dam te komen. 

Dan maken er meer mensen gebruik van het OV. 

Waarderend argument

Feitelijk argument

Stelling: Leiden is een prima stad om een excursie voor CKV te organiseren.

In Leiden kan je zeer diverse musea en galeries bezoeken. 

Leiden heeft een gezellige binnenstad.

Waarderend argument

Feitelijk argument

Ik wil een nieuwe jas, want de mijne is stuk.

1. feitelijk
2. waarderend

De school moet eerder sluiten, want na twee uur heb ik geen zin meer.

1. feitelijk
2. waarderend

Het is onverantwoord om met een fatbike te fietsen, maar ik doe altijd erg voorzichtig

1. argument
2. tegenargument

Het is onverantwoord om met een fatbike te fietsen, omdat er al veel ongelukken zijn gebeurd met deze fietsen.

1. argument
2. tegenargument

Het is onverantwoord om met een fatbike te fietsen, omdat er al veel ongelukken zijn gebeurd met deze fietsen.

1. feitelijk
2. waarderend

Het is onverantwoordelijke om met een fatbike te fietsen, want er zijn al veel ongelukken gebeurd met deze fietsen.
Wat is de weerlegging?

1. Er zijn twee ongelukken gebeurd, dat valt wel mee.
2. Laatst nog zag ik een fatbiker onderuit gaan.

Argumentatiestructuren

Plastische chirurgie moet je niet doen, want dat kan heel vaak mislukken.
Wat is het subargument?

1. Dat is niet waar: volgens onderzoek is 1% van de operaties niet goed gegaan
2. Uit onderzoek blijkt dat veel mensen later complicaties krijgen na een operatie.

Het beste is om minimaal 1,5 liter water per dag te drinken. Dan droog je niet zo snel uit.

1. Voor-en nadelen
2. Gezag
3. Nut
4. Feit

We kunnen beter een ander restaurant uitzoeken, want ik ben al twee keer ziek geworden van het eten daar.

1. Gezag
2. Feit
3. Onderzoek
4. Normen/Waarden

Ook al ben je nog zo’n goede voetballer en verdien ze nog zoveel, belasting betalen behoort iedereen te doen.

1. Geloof
2. Normen/Waarden
3. Feit
4. Vermoedens

Ik verwacht niet dat Jeroen Dijsselbloem in de Tweede Kamer blijft. Ik kan me niet voostellen dat dat werk hem nog genoeg uitdaging zal bieden.

1. Feit
2. Geloof
3. Vermoeden
4. Wetenschap

Ik zou maar veel lezen want literaire klassiekers en poëzie kunnen je helpen je beter over je situatie na te laten denken. Literatuur heeft zo een therapeutische werking. Dat blijkt uit onderzoek van Wetenschappers van de Universiteit van Liverpool.

1. Feit
2. Gezag
3. Wetenschap
4. Nut

Lezen en maken: 

blz. 20 lezen

Maken opdracht 14 blz. 22