2F. Woordenschat (oefenen)

Huiswerk controleren en nakijken
Het huiswerk was:

H2, Goed en kwaad

C. Bruikbaarheid van teksten blz. 32

Lezen: HB blz. 66/67

Maken: opdracht 4, 6, 7, 8, 10
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

Huiswerk controleren en nakijken
Het huiswerk was:

H2, Goed en kwaad

C. Bruikbaarheid van teksten blz. 32

Lezen: HB blz. 66/67

Maken: opdracht 4, 6, 7, 8, 10

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

2F. Woordenschat
2HV

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je oefent met de lesstof
  • Je kent de betekenissen van de woorden uit
      H.2 Goed en kwaad
  •  Je kunt met de woorden zinnen maken waaruit de betekenis
       duidelijk blijkt.

Slide 5 - Diapositive

Beantwoord de vragen op de volgende dia's

Slide 6 - Diapositive

Waar kan een hyperlink naar leiden?

Slide 7 - Question ouverte

Om de bruikbaarheid van teksten te bepalen, kun je een stappenplan gebruiken dat uit drie fasen bestaat.

Hoe heet de fase waarin je op zoek gaat naar informatie?

Slide 8 - Question ouverte

Hoe heten de tweede en derde fase van het stappenplan om de bruikbaarheid van teksten te bepalen?

Slide 9 - Question ouverte

Op welke manier kan een schrijver in een inleiding de aandacht van de lezer trekken?

Slide 10 - Question ouverte

Wat kan een schrijver in de slotalinea van een tekst doen?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het doel van deze flyer?
A
een verschijnsel beschrijven en ordenen
B
overtuigen door een standpunt met argumenten te onderbouwen.
C
een verschijnsel verklaren en uitleggen
D
anderen activeren

Slide 12 - Quiz



Mijn kleine zusje spaart alles wat met eenhoorns te maken heeft. Zo heeft ze een eenhoornpyjama en eenhoornsokken en -behang. Ze neemt ze overal mee naartoe en kan er geen afscheid van nemen.
Welk tekstverband zie je in deze alinea?
A
Vergelijking
B
Verduidelijking
C
Voorbeeld
D
Reden, oorzaak, gevolg

Slide 13 - Quiz

Welk signaalwoord(en) in deze alinea geeft dat verband aan?

"Mijn kleine zusje spaart alles wat met eenhoorns te maken heeft. Zo heeft ze een eenhoornpyjama en eenhoornsokken en -behang. Ze neemt ze overal mee naartoe en kan er geen afscheid van nemen."

Slide 14 - Question ouverte


De stad was in de vroege ochtend nog stil, maar de eerste tekening van leven waren al zichtbaar. De geur van versgebakken brood vulde de lucht, en een klein groepje joggers kwam voorbij, hun adem maakte wolkjes in de koele ochtendlucht. Terwijl de zon langzaam opkwam, begonnen de eerste winkels hun deuren te openen, en werd het rustig dorpje geleidelijk een levendige stad.
Wat is het deelonderwerp van onderstaande alinea?
A
Het begin van een drukke dag in de stad
B
De geur van versgebakken brood in de ochtend
C
De rustige sfeer in de stad in de vroege ochtend
D
Het opkomen van de zon boven de stad

Slide 15 - Quiz

Wat is een legende?
A
Een populair persoon
B
Een uitleg van kleuren en plaatjes die bijv. zijn gebruikt bij grafieken, tabellen, diagrammen en kaarten
C
Een oud verhaal dat waarschijnlijk niet helemaal waar is
D
Een romantisch geschreven boek

Slide 16 - Quiz

Hoe noem je het naar voren brengen van iets nieuws
A
Lancering
B
Vergaren
C
Weerleggen
D
Belichamen

Slide 17 - Quiz

Bestudeer de woordenlijst
(10 min.)

Slide 18 - Diapositive

Wat is de betekenis van:

ongezouten
A
Flauw
B
Zeer direct
C
Gekruid
D
Zeer actief

Slide 19 - Quiz

Wat is de betekenis van:

de schaduwkant
A
In het donkere deel
B
De negatieve kant
C
In het heelal aanwezig
D
De andere kant

Slide 20 - Quiz

Wat is de betekenis van:

de sokkel
A
Iemand die niet zo slim en handig is
B
Een verlengstuk van iets
C
Voetstuk van een beeld of zuil
D
De toevoer

Slide 21 - Quiz

Wat gebeurt er als je verguisd wordt?

Slide 22 - Question ouverte

Wat betekent:

de drijfveer

Slide 23 - Question ouverte

Autoritair
Het netwerk
Oppervlakkig
De commissie
Bazig
Geheel waarin mensen of dingen met elkaar verbonden zijn
Globaal, niet grondig
Een netwerkkabel
Groep mensen met een opdracht
Een geldbedrag innen
Een dictator

Slide 24 - Question de remorquage

2HAa hier verder

Slide 25 - Diapositive

Bedenk zelf een zin met het woord 'stereotype' erin.

De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag het woord vervoegen.)

Slide 26 - Question ouverte

Bedenk zelf een zin met het woord 'het blikveld' erin.

De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag het woord vervoegen.)

Slide 27 - Question ouverte

Bedenk zelf een zin met het woord 'intens' erin.

De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag de uitdrukking vervoegen.)

Slide 28 - Question ouverte

Welk woord pas er in de zin:

Je kent de ..... geschiedenis van de Russische oorlogen en overwinningen niet uit eigen ervaring.
A
intense
B
stereotypische
C
verguisde
D
roemrijke

Slide 29 - Quiz

Welk woord pas er in de zin:


Haar gedrevenheid om de top te bereiken is echt ....
A
roemrijk
B
oppervlakkig
C
bewonderenswaardig
D
omstreden

Slide 30 - Quiz

Wat vind je nog lastig?
A
Het onthouden van de betekenissen
B
Het juiste woord in een zin plaatsen
C
Zelf nieuwe zinnen bedenken waaruit de betekenis duidelijk blijkt
D
Niks

Slide 31 - Quiz

In hoeverre heb je de woorden en hun betekenissen van dit hoofdstuk onder de knie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Sondage