H.2 Kracht van verhalen, oefenen voor de toets

H.2 Kracht van verhalen
1HV
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 80 min

Éléments de cette leçon

H.2 Kracht van verhalen
1HV

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Je kent de betekenissen van de woorden uit
      H.2 Kracht van verhalen
  •  Je kunt met de woorden zinnen maken waaruit de betekenis
       duidelijk blijkt.

Slide 2 - Diapositive

Beantwoord de vragen op de volgende dia's

Slide 3 - Diapositive

Welke plekken in een tekst geven informatie over het onderwerp?

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de deelonderwerpen?

Slide 5 - Question ouverte

Slide 6 - Diapositive

Wat was het onderwerp van de tekst die je net gelezen hebt?

Slide 7 - Question ouverte

Boven welke alinea past het tussenkopje 
'afhankelijk van subsidies'? 


Alinea 2

Slide 8 - Diapositive

Wat is het verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst?

Slide 9 - Question ouverte


Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 10 - Question ouverte


Wat is het onderwerp van deze tekst?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de hoofdgedachte?

Slide 13 - Diapositive

Hoofdgedachte?

Slide 14 - Question ouverte

Welke doelen kan een waarderende tekst hebben?

Slide 15 - Question ouverte

Wat betekent 'een roman'?
A
Een romantisch verhaal
B
Een relatie hebben
C
Een verzonnen verhaal
D
Een lang verhaal in een boek

Slide 16 - Quiz

Hoe noem je iemand die iets onaangenaams is aangedaan?
A
Slachtoffer
B
Pechvogel
C
Oelewapper
D
Digibeet

Slide 17 - Quiz

Bestudeer de woordenlijst
(10 min.)

Slide 18 - Diapositive

Wat is de betekenis van:

achterbaks
A
de achteruitgang
B
stiekem
C
enthousiast zijn
D
de achterklap

Slide 19 - Quiz

Wat is de betekenis van:

vrijgevig
A
iemand iets verwijten
B
een fragment
C
veel weggevend, gul
D
snauwen

Slide 20 - Quiz

Wat is de betekenis van:

evalueren
A
Oordelen over iets
B
Schenken, geven
C
Ergens weggaan
D
Achteraf bespreken

Slide 21 - Quiz

Wat doe je als je iemand in een kwaad daglicht stelt?

Slide 22 - Question ouverte

Wat betekent:

inspelen op

Slide 23 - Question ouverte

De functie
Benadrukken
Grofweg
De strubbeling
Waarvoor iets bedoeld is
kleine ruzie, worsteling
ets extra belangrijk maken
Ongeveer
Wat je nodig hebt
Hoe iets komt
De hindernis

Slide 24 - Question de remorquage

Bedenk zelf een zin met het woord 'het gezichtspunt' erin.

De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag het woord vervoegen.)

Slide 25 - Question ouverte

Bedenk zelf een zin met het woord 'instrueren' erin.

De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag het woord vervoegen.)

Slide 26 - Question ouverte

Bedenk zelf een zin met het woord 'afbakenen' erin.

De betekenis mag er niet letterlijk in staan, maar moet wel duidelijk blijken.
(Je mag de uitdrukking vervoegen.)

Slide 27 - Question ouverte

Welk woord pas er in de zin:


Hij werd opgepakt wegens ... wapenbezit, maar werd een dag later al vrijgelaten.
vermoedelijk
A
divers
B
sensationeel
C
primitief
D
vermeend

Slide 28 - Quiz

Welk woord pas er in de zin:

Je moet je Frans accent een beetje ..., zodat het net lijkt of je uit Parijs komt.
overdrijven
A
bejubelen
B
realiseren
C
aandikken
D
aankondigen

Slide 29 - Quiz

Wat vind je nog lastig?
A
Het onthouden van de betekenissen
B
Het juiste woord in een zin plaatsen
C
Zelf nieuwe zinnen bedenken waaruit de betekenis duidelijk blijkt
D
A, B én C!!!

Slide 30 - Quiz

In hoeverre heb je de woorden en hun betekenissen van dit hoofdstuk onder de knie?
😒🙁😐🙂😃

Slide 31 - Sondage