H2 - week 20 - les 2 (pc alles)

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

H2

Week 20

Les 2

P. Budel

Bonjour

Deze les

- stencilboekje en pen

- passé composé

Stencilboekje blz:

5: aantekeningen

6 en 7: huis en tramp

8, 9 en 10: opdrachten

Les 1:

Hulpwerkwoord avoir

Regelm. werkwoorden

Opdracht 1

Les 2:

Herhaling les 1

Hulpwerkwoord être

Onregelm. werkwoorden

Opdracht 2

Les 3:

Alles herhalen

Opdracht 3

Les 4:

Alles herhalen

Opdrachten werkboek

Groep op - ER

ER = É

regarder = kijken

regardé = gekeken

manger = eten

mangé = gegeten

Regelmatige werkwoorden als voltooid deelwoord

Groep op - IR

IR = I

partir = vertrekken

parti = vertrokken

sortir = uitgaan

sorti = uitgegaan

Groep op - RE

RE = U

attendre = wachten

attendu = gewacht

vendre = verkopen

vendu = verkocht

Wij gegeten

Zij gekeken

Ik gewacht

Jij gevoeld

Volt. deelw.

Wij hebben gegeten

Zij hebben gekeken

Ik heb gewacht

Jij hebt gevoeld

hulpww. + volt. deelw.

Hoe maak ik een 

passé composé?

Hulpwerkwoord

                  avoir   of    être *

je/j'            ai                suis

tu              as               es

il/elle/on  a                 est

nous         avons        sommes

vous          avez          êtes

ils/elles     ont            sont

Voltooid deelwoord

Regelmatige ww

ER = É

IR = I

RE = U

Onregelmatige ww

avoir = eu

être = été

faire = fait

aller = allé

+

avoir = hebben

eu = gehad

Elle a eu = zij heeft gehad

Onregelmatige werkwoorden als voltooid deelwoord

être = zijn

été = geweest

Tu as* été = jij bent geweest

faire = doen/maken

fait = gedaan/gemaakt

Il a fait = hij heeft gedaan/gemaakt

aller = gaan

allé = gegaan

Je suis allé(e)* = ik ben gegaan

Hulpwerkwoord avoir of être

Staat het hele werkwoord in huis / tramp?

être

avoir

Denk aan extra E/S achter voltooid deelwoord

JA

NEE

Extra E/S bij hulpwerkwoord être

Je suis allé(e)

Tu es allé(e)

     Sophie, tu es allée?

Il est allé

     Paul est allé

Elle est allée

     La fille est allée

     Emma est allée

On est allé(e)s

Nous sommes allé(e)s

Vous êtes allé(e)(s)

     U: monsieur, vous êtes allé?

     U: madame, vous êtes allée?

     Jongens of mix: vous êtes allés

     Meisjes: vous êtes allées

Ils sont allés

       Paul et Simon sont allés

Elles sont allées

       Les filles sont allées

Au travail!

Huiswerk volgende les

Leren: passé composé (tb blz 64 en aantekeningen)

Maak je aantekeningen op blz 5 compleet.

Maken: opdracht 2 (stencilboekje blz 9)

Samen even huis/tramp bekijken en opdracht 2