Je kunt beschrijven hoe je immuun wordt voor een ziekte.
• Je lichaam houdt ziekteverwekkers op drie manieren tegen:
– met de huid / met de slijmvliezen / met zoutzuur
- • Infectie: ziekteverwekkers dringen het lichaam binnen.
- • Afweer: witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk.
– Sommige witte bloedcellen sluiten ziekteverwekkers in. / Sommige witte bloedcellen maken antistof.
• Antistof plakt vast aan de ziekteverwekker.
– De ziekteverwekker wordt bedekt met antistof.
– Daardoor wordt de ziekteverwekker onschadelijk.
– Voor verschillende ziekteverwekkers zijn verschillende antistoffen nodig.
• Immuun: bij een nieuwe infectie wordt snel antistof gemaakt. Je wordt niet ziek.
Je kunt beschrijven hoe je immuun wordt door een inenting.
• Natuurlijke immuniteit ontstaat doordat je de ziekte doormaakt, bijv. waterpokken.
• Kunstmatige immuniteit ontstaat door inenting (vaccinatie).
– Bij een inenting komt een dode of verzwakte ziekteverwekker in je bloed.