4. Afweer

Afweer
Startopdracht:
  • Ga rustig volgens de plattegrond.
  • Zit start klaar met je boek, schrift en pen.
  • Lees ziekteverwekkers op blz. 170




Planning:
  • Uitleg afweer
  • opdrachten maken
  • Schooltv
1 / 44
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 44 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Afweer
Startopdracht:
  • Ga rustig volgens de plattegrond.
  • Zit start klaar met je boek, schrift en pen.
  • Lees ziekteverwekkers op blz. 170




Planning:
  • Uitleg afweer
  • opdrachten maken
  • Schooltv

Slide 1 - Diapositive

Lesdoel vorige les:
  • Aan het einde van de les weet ik wat de nieren doen.

Slide 2 - Diapositive

Lesdoel:
  • Aan het einde van de les weet ik wat ziekteverwekkers zijn.
  • Aan het einde van de les weet ik wat afweer betekent

Slide 3 - Diapositive

Ziekteverwekkers
Van sommige bacteriën en virussen kun je ziek worden. 
Deze bacteriën en virussen noem je ziekteverwekkers
De slijmvliezen in je
neus houden ziekteverwekkers tegen.
Bacteriën en virussen kunnen niet door de huid heen.
In je maag zit maagsap. Maagsap bevat zoutzuur. Het zoutzuur maakt bacteriën
dood.

Slide 4 - Diapositive

Ziekteverwekkers
Soms lukt het ziekteverwekkers toch om in je lichaam te komen. Bijvoorbeeld
door een wond. Of doordat je een bacterie inademt.
Als een ziekteverwekker in
je lichaam komt, heb je een infectie.

Slide 5 - Diapositive

Vraag 1. A.
timer
1:00

Slide 6 - Diapositive



1. Een ziekteverwekker komt je lichaam binnen via een wondje in je huid. 

2. Iemand niest en speeksel komt op jouw arm terecht.

3. Je ademt door je neus lucht met ziekteverwekkers in.

4. Op het brood dat je vanmorgen hebt gegeten, zaten verschillende ziekteverwekkers.



Je kunt ziek worden.


De ziekteverwekkers kunnen niet door je huid heen.

De ziekteverwekkers blijven plakken in het neusslijmvlies. 

Het zoutzuur in de maag doodt
de bacteriën. 


Vraag 1. A.

Slide 7 - Diapositive

Vraag 1. B.
timer
1:00

Slide 8 - Diapositive

Vraag 1. B.
met de huid
met de slijmvliezen (neus)
met zoutzuur (maag)

Slide 9 - Diapositive

Infectie
Soms lukt het ziekteverwekkers toch om in je lichaam te komen. Bijvoorbeeld door een wond. 
Of doordat je een bacterie inademt. 
Als een ziekteverwekker in je lichaam komt, heb je een infectie.
Wat gebeurt er in je lichaam als er een infectie ontstaat?

Slide 10 - Diapositive

Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk. Dat noem je afweer.
Je kunt witte bloedcellen zien als ‘soldaten’.
Wat gebeurt er in je lichaam als er een infectie ontstaat?
AFWEER

Slide 11 - Diapositive

Andere witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk met antistof.
Wat gebeurt er in je lichaam als er een infectie ontstaat?
AFWEER

Slide 12 - Diapositive

AFWEER

Slide 13 - Diapositive

AFWEER
De ziekteverwekker in tekening is nog niet bedekt met antistof.

Slide 14 - Diapositive

Vraag 2. A.

Slide 15 - Diapositive

Vraag 2. A.
Bij een infectie is een ziekteverwekker je lichaam
binnengekomen.

Slide 16 - Diapositive

Vraag 2. B.

Slide 17 - Diapositive

Vraag 2. B.
afweer

Slide 18 - Diapositive

Vraag 2. C.

Slide 19 - Diapositive

Vraag 2. C.
witte bloedcellen

Slide 20 - Diapositive

Vraag 2. D.

Slide 21 - Diapositive

Vraag 2. D.
antistoffen

Slide 22 - Diapositive

Vraag 3.

Slide 23 - Diapositive

Vraag 3.
A. Q
B. P.
C.  In tekening 1. De ziekteverwekker is hier nog niet bedekt met
antistof.

Slide 24 - Diapositive

Afweer les 2
Startopdracht:
  • Ga rustig volgens de plattegrond.
  • Zit start klaar met je boek, schrift en pen.
  • Lees en maak tetanus (blz. 176)




Planning:
  • Uitleg afweer
  • opdrachten maken

Slide 25 - Diapositive

Lesdoel vorige les:
  • Aan het einde van de les weet ik wat de nieren doen.

Slide 26 - Diapositive

  • Als je een infectie hebt, kun je ziek worden.
  • Dat komt doordat het een tijdje duurt voordat de witte bloedcellen antistof hebben gemaakt.
  • Als de witte bloedcellen genoeg antistof hebben gemaakt, word je weer beter.
EERST ZIEK, DAN BETER

Slide 27 - Diapositive

  • De antistof verdwijnt uit je bloed. 
  • Maar de witte bloedcellen ‘onthouden’ hoe ze de antistof moeten maken.
  • Wanneer dezelfde ziekteverwekker in het lichaam komt, weten de witte bloedcellen hoe ze antistoffen moeten maken. 
  • Hierdoor komt er snel veel antistof in je bloed. Je wordt dan niet ziek.
Je bent dan immuun voor deze ziekte.
IMMUUN

Slide 28 - Diapositive

Vraag 4.

Slide 29 - Diapositive

Vraag 4.
Nee, want er worden geen antistoffen gemaakt.

Slide 30 - Diapositive

Vraag 5. A.

Slide 31 - Diapositive

Vraag 5. A.
Na een infectie duurt het een tijdje voordat de witte
bloedcellen voldoende antistoffen hebben gemaakt om de
ziekteverwekker te bestrijden.

Slide 32 - Diapositive

Vraag 5B. De witte bloedcellen in het lichaam van Teun hebben antistoffen tegen waterpokken gemaakt.
Zijn deze antistoffen ook werkzaam tegen mazelen?

Slide 33 - Diapositive

Vraag 5B. De witte bloedcellen in het lichaam van Teun hebben antistoffen tegen waterpokken gemaakt.
Zijn deze antistoffen ook werkzaam tegen mazelen?
Nee, want een antistof past maar op één
ziekteverwekker.
Voor verschillende ziekteverwekkers zijn
verschillende antistoffen nodig.

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Vidéo

  • Je kunt alleen immuun zijn voor een ziekte die je eerder hebt gehad.
  • De witte bloedcellen moeten de eerste keer leren hoe ze de juiste antistof moeten maken.
Natuurlijke immuniteit.
Veel kinderen krijgen in hun kleutertijd waterpokken. Ze worden dan ziek en maken antistof tegen de ziekteverwekker. 

Bij een volgende besmetting met waterpokken worden ze niet ziek.

Ze zijn immuun geworden voor waterpokken.

Immuniteit (immuun zijn) nadat je ziek bent geweest, noem je natuurlijke immuniteit.

Slide 36 - Diapositive

  • Tegen sommige ziekten krijg je als kind een inenting (een prik). Bijvoorbeeld tegen mazelen, difterie en kinkhoest. Bij zo’n inenting of vaccinatie wordt een klein beetje van een ziekteverwekker in je bloed gespoten.
INENTING - kunstmatige immuniteit
Die ziekteverwekker is eerst verzwakt of doodgemaakt.

Daardoor word je niet ziek.

Je witte bloedcellen gaan wel antistoffen maken. Daarna ben je immuun voor deze ziekteverwekker. 

Immuniteit na een inenting is kunstmatige immuniteit.

Slide 37 - Diapositive

Vraag 6. A.
Als je ziek bent geworden door een bepaalde ziekteverwekker, maken je witte
bloedcellen antistoffen. Omdat je daarna niet meer ziek kunt worden van
dezelfde ziekteverwekker, spreek je van kunstmatige immuniteit /
natuurlijke immuniteit.

Slide 38 - Diapositive

Vraag 6. A.
Als je ziek bent geworden door een bepaalde ziekteverwekker, maken je witte
bloedcellen antistoffen. Omdat je daarna niet meer ziek kunt worden van
dezelfde ziekteverwekker, spreek je van kunstmatige immuniteit /
natuurlijke immuniteit.

Slide 39 - Diapositive

Vraag 6. B.
Als je een inenting met een verzwakte ziekteverwekker krijgt, maken je witte
bloedcellen antistoffen. Omdat je daarna niet meer ziek kunt worden van
dezelfde ziekteverwekker, speek je van kunstmatige immuniteit /
natuurlijke immuniteit.

Slide 40 - Diapositive

Vraag 6. B.
Als je een inenting met een verzwakte ziekteverwekker krijgt, maken je witte
bloedcellen antistoffen. Omdat je daarna niet meer ziek kunt worden van
dezelfde ziekteverwekker, speek je van kunstmatige immuniteit /
natuurlijke immuniteit.

Slide 41 - Diapositive

Vraag 7.

Slide 42 - Diapositive

Vraag 7.
De stijgende lijn zal verplaatsen naar P, omdat de proefpersoon
immuun is geworden voor de ziekteverwekker.
Hierdoor zullen er sneller antistoffen worden gemaakt.

Slide 43 - Diapositive

Om te onthouden
Je kunt beschrijven hoe je immuun wordt voor een ziekte.
• Je lichaam houdt ziekteverwekkers op drie manieren tegen:
– met de huid / met de slijmvliezen / met zoutzuur
  • • Infectie: ziekteverwekkers dringen het lichaam binnen.
  • • Afweer: witte bloedcellen maken ziekteverwekkers onschadelijk.
– Sommige witte bloedcellen sluiten ziekteverwekkers in. / Sommige witte bloedcellen maken antistof.
• Antistof plakt vast aan de ziekteverwekker.
– De ziekteverwekker wordt bedekt met antistof.
– Daardoor wordt de ziekteverwekker onschadelijk.
– Voor verschillende ziekteverwekkers zijn verschillende antistoffen nodig.
• Immuun: bij een nieuwe infectie wordt snel antistof gemaakt. Je wordt niet ziek.
Je kunt beschrijven hoe je immuun wordt door een inenting.
• Natuurlijke immuniteit ontstaat doordat je de ziekte doormaakt, bijv. waterpokken.
• Kunstmatige immuniteit ontstaat door inenting (vaccinatie).
– Bij een inenting komt een dode of verzwakte ziekteverwekker in je bloed.

Slide 44 - Diapositive