Vermogensrecht les 7 - herhaling H7, 8 en 9

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 3

Met welke rechten heb je in het goederenrecht te maken?

1. absolute rechten
2. relatieve rechten

A

Noem de 5 kenmerken van een absoluut recht.

zeggenschap van persoon over goed

absolute werking

zaaksgevolg

prioriteit

gesloten systeem

(separatist bij zekerheidsrechten)

In art. 3:84 BW staan de drie vereisten voor een geldige overdracht. Bij welk vereiste gaat het mis als derdenbescherming wordt ingeroepen?

1. levering
2. geldige titel
3. beschikkingsbevoegdheid

C - art. 3:84 BW markeren!!! 

Welke 3 versies van derdenbescherming dien je te kennen?

Versie 1 = bij vrijwillig bezitsverlies door échte eigenaar

Versie 2 = bij onvrijwillig bezitsverlies (diefstal)

Versie 3 = bij consumentenkoop

Wat is het verschil tussen de derdenbescherming bij onvrijwillig bezitsverlies, vrijwillig bezitsverlies en consumentenkoop?

Vrijwillig bezitsverlies + reële tegenprestatie + te goeder trouw

Onvrijwillig bezitsverlies pas NA 3 jaar teruggeëist + reële tegenprestatie + te goeder trouw

(On)vrijwillig bezitsverlies + consumentenkoop + te goeder trouw (geen reële tegenprestatie nodig)

Welke beperkte rechten, niet zijnde zekerheidsrechten, zijn er?

1. eigendom, vruchtgebruik, erfdienstbaarheid, erfpacht, appartementsrecht
2. vruchtgebruik, erfpacht, recht van opstal, erfdienstbaarheid en appartementsrecht
3. vruchtgebruik, erfpacht, recht van opstal en erfdienstbaarheid
4. pandrecht, vruchtgebruik, erfpacht, recht van opstal, erfdienstbaarheid en appartementsrecht

B

eigendom = volledig recht

pandrecht = zekerheidsrecht

Wat is het verschil tussen pandrecht en hypotheek?

Pandrecht = zekerheidsrecht gevestigd op niet-registergoederen en vorderingen

Hypotheekrecht = zekerheidsrecht gevestigd op registergoederen

Waarom noemen we pandrecht en hypotheek zekerheidsrechten?

Als de schuld niet wordt betaald, mag het goed waarop het zekerheidsrecht rust, verkocht worden

Waarom noemen we pandrecht en hypotheek afhankelijke rechten?

Kan alleen bestaan bij een vordering

Als je bij de bank een hypothecaire lening neemt, wie is dan hypotheekhouder en wie is hypotheekgever?

1. bank = hypotheekgever jij = hypotheekhouder
2. bank = hypotheekhouder jij = hypotheekgever

B

Goed gedaan!