Bloedsomloop Les 1: Hart en bloedsomloop

Hart en bloedsomloop
Hoofdstuk 10: Bloedsomloop
VWO 5

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Hart en bloedsomloop
Hoofdstuk 10: Bloedsomloop
VWO 5

Slide 1 - Diapositive

Hart en bloedsomloop
Hart: hartfasen, bloeddruk, regeling
Bloedsomloop: open, gesloten: enkele, dubbele: kleine, grote
embryonale bloedsomloop
Bloed: transport vaste en vloeibare bestanddelen
Bloedvaten: slagaders, ader, haarvaten, bloedstolling

Slide 2 - Diapositive

Welke nummer geeft de linkerkamer aan?
A
3
B
4
C
7
D
8

Slide 3 - Quiz

In welke hartfase bevindt dit hart zich?

Systole = samenknijpen
Diastole = ontspannen
A
Systole boezems
B
Systole kamers
C
Diastole
D
Kan niet met dit plaatje bepaald worden

Slide 4 - Quiz

Waarom is bij de mens de bloedsomloop een dubbele bloedsomloop?
A
Het bloed maakt twee rondjes
B
Het bloed komt langs twee longen
C
Het bloed gaat twee keer door het hart
D
Het bloed heeft een dubbele stroming

Slide 5 - Quiz

Naar welke bloedsomloop gaat het bloed vanuit de rechterkamer?
A
De grote
B
De kleine

Slide 6 - Quiz

Wat is er anders bij embryonale bloedsomloop tov bloedsomloop van volwassen? (BINAS!)
A
Bloed gaat door een gat tussen de boezems
B
Bloed gaat niet langs het hart
C
Bloed gaat bij kleine bloedsomloop direct naar de navelstreng
D
Bloed gaat wel naar de longen maar neemt daar geen zuurstof op

Slide 7 - Quiz

Een slagader...
A
Vervoert bloed naar het hart toe
B
Vervoert bloed van het hart weg
C
Vervoert meestal zuurstofrijk bloed
D
Vervoert meestal zuurstofarm bloed

Slide 8 - Quiz

Heeft de longslagader zuurstofrijk of zuurstofarm bloed?
A
zuurstofrijk bloed
B
zuurstofarm bloed

Slide 9 - Quiz

In de spieren gaan........ het bloed uit
A
koolstofdioxide en zuurstof
B
zuurstof en bloed
C
glucose en bloed
D
zuurstof en glucose

Slide 10 - Quiz

Wat doen de kransslagaders?
A
brengen bloed naar de longen
B
brengen bloed naar de aders
C
brengen bloed naar de hartkamers
D
brengen bloed naar de hartspier

Slide 11 - Quiz

Wat bevindt zich op plaats P?
A
bloed
B
lymfe
C
weefselvloeistof

Slide 12 - Quiz

Bloedsomloop
Het hart pompt het bloed en geeft het snelheid.
Man 5,6 L        Vrouw 4,5 L

Hart pompt 50-70ml bloed per kamer.
(slagvolume)
In rust klopt je hart 60-80 keer:
hartminuutvolume van ong. 5 L

Slide 13 - Diapositive

Bloedsomloop
Er zijn veel verschillende manieren van 'bloedsomlopen' ontstaan.
1.  Open bloedsomloop
2. Gesloten bloedsomloop
     a. 'Hartloos'
     b. Pseudoharten - worm
     c. Enkelvoudige - vis
     d. Dubbele
          d1. Vogel/zoogdier
          d2. reptiel
          d3. amfibie

Slide 14 - Diapositive

Bloedsomloop
Er zijn veel verschillende manieren van 'bloedsomlopen' ontstaan.
1. Open bloedsomloop
2. Gesloten bloedsomloop
     a. Pseudoharten
     b. Enkelvoudige
     c. Dubbele
     d. Tussenvorm enkelvoudig en dubbele        
           (bij reptielen)
Opdracht:
Maak een overzicht van de verschillende bloedsomlopen: als samenvatting of als woordweb in je schrift of digitaal.
  • Waar herken je deze bloedsomloop aan?
  • Wat is het voor- en nadeel van deze bloedsomlopen?
  • Wat voor organismen gebruiken deze bloedsomloop?
Je vindt de informatie door op internet te zoeken op de naam van de bloedsomloop.

Je geeft een uitleg aan de klas over één van deze bloedsomlopen.

Slide 15 - Diapositive