Logisch redeneren, argumenten, standpunt

Argumenteren
Argumenten
Standpunten 
Redeneren
1 / 43
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Argumenteren
Argumenten
Standpunten 
Redeneren

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Standpunt en argument
= wat vind je en waarom vind je dat?
Handig site, met uitleg

Slide 3 - Diapositive

Video "Argumenteren: de basis"

Slide 4 - Diapositive

Geef een voorbeeld van een standpunt.

Let op: een standpunt is een volledige zin.

Slide 5 - Question ouverte

Standpunt innemen:
Iedereen zou van zijn stemrecht gebruik moeten maken
Ja, daar ben ik het mee eens!
Nee, daar ben ik het niet mee eens.
Dat weet ik nog niet. Waarom?

Slide 6 - Sondage

Video "Argumenteren: redeneringen"

Slide 7 - Diapositive

Waar of niet waar?

Argumenten onderbouwen een standpunt.
timer
0:15
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Waar of niet waar?

Argumenten zijn altijd waar.
timer
0:15
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quiz

Waar of niet waar?

In je argument zeg je waarom je iets vindt.
timer
0:15
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Site "Logisch redeneren"
Uitleg en extra oefening (met antwoorden)

Slide 11 - Diapositive

Maak de redenering logisch
Ik zet vandaag een muts op,
De bus stopte niet bij de halte,
Ik heb vandaag een vrije dag, 
want er is een gure wind vandaag.
dus ik moet op de fiets naar school.
maar ik sta toch op tijd op om naar mijn vriend te gaan.

Slide 12 - Question de remorquage

Site "Kritisch denken om leerstof beter te begrijoen en onthouden"
Kritisch denken betekent dat je onafhankelijk van anderen informatie analyseert en beoordeelt. Dit helpt je ook bij argumenteren.

Slide 13 - Diapositive

Site "Kritisch denken om leerstof beter te begrijoen en onthouden"
Kritisch denken betekent dat je onafhankelijk van anderen informatie analyseert en beoordeelt. Dit helpt je ook bij argumenteren.

Slide 14 - Diapositive

Welke kritische vragen zou je kunnen stellen?

Katarine stelt: een corrigerende tik mag wel, want ik bent er niet slechter van geworden.

Slide 15 - Question ouverte

De redenatie van Katarina is...
Logisch, want het standpunt volgt logisch uit het argument.
Onlogisch, want het standpunt volgt niet logisch uit het argument.

Slide 16 - Sondage

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

We moeten windmolens plaatsen, want anders hebben we over een paar jaar geen energie meer.

Wat is het standpunt?

Slide 19 - Question ouverte

We moeten windmolens plaatsen, want anders hebben we over een paar jaar geen energie meer.

Wat is het argument?

Slide 20 - Question ouverte

We moeten windmolens plaatsen, want anders hebben we over een paar jaar geen energie meer.


Welke kritische vraag kun je stellen om te kijken of de redenering logisch is?

Slide 21 - Question ouverte

We moeten windmolens plaatsen, want anders
hebben we over een paar jaar geen energie meer.
Deze redenering is logisch
Deze redenering is onlogisch

Slide 22 - Sondage

Juf Melis legt de termen objectief en subjectief uit.

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Hoe noem je een argument dat op feiten in gebaseerd?
A
objectief argument
B
subjectief argument

Slide 25 - Quiz

Er zou geen wetenschapper zijn die slim genoeg is om dit virus te maken.

Is dit argument objectief of subjectief?
A
objectief
B
subjectief

Slide 26 - Quiz

Ik doe liever boodschappen bij de AH dan bij de Jumbo, want ik de AH is een betere supermarkt.
A
objectief argument
B
subjectief argument
C

Slide 27 - Quiz

Slide 28 - Diapositive

De meeste politici zijn niet te vertrouwen, dus ik ga in de toekomst niet meer stemmen
A
objectief argument
B
subjectief argument

Slide 29 - Quiz

Argument 1:
'Vandaag kunnen we beter niet naar buiten gaan, het is koud.'

Argument 2:
'Vandaag kunnen we beter niet naar buiten gaan, het is vijf graden onder nul.'
A
Argument 1 en 2 zijn objectief
B
Argument 1 is subjectief en argument 2 objectief
C
Argument 1 en 2 zijn subjectief
D
Argument 1 is objectief en argument 2 subjectief

Slide 30 - Quiz

"De aarde warmt helemaal niet op. Er valt nog steeds ontzettend veel sneeuw en ik heb het het hele voorjaar koud gehad."
A
Objectief argument
B
Subjectief argument

Slide 31 - Quiz

De smartphone is onmisbaar. Heel veel jongeren voelen zich ongelukkig zonder smartphone.
A
objectief argument
B
subjectief argument

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Diapositive

Een subjectief argument kan overtuigend zijn.
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Diapositive

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Diapositive

Bewering:
Mijn ouders gaan vier keer per jaar op vakantie. Je kunt dus wel zeggen dat Nederlanders een reislustig volk zijn.

Wat is het standpunt?

Slide 38 - Question ouverte

Bewering:
Mijn ouders gaan vier keer per jaar op vakantie. Je kunt dus wel zeggen dat Nederlanders een reislustig volk zijn.

Wat is het argument?

Slide 39 - Question ouverte

Bewering:
Mijn ouders gaan vier keer per jaar op vakantie. Je kunt dus wel zeggen dat Nederlanders een reislustig volk zijn.

Om welke soort drogreden gaat het hier?

Slide 40 - Question ouverte

Slide 41 - Diapositive

Slide 42 - Diapositive

Oefenen voor de toets?
Heb je alle opdrachten gemaakt? 
Dan kun je een oefenexamen maken!

Ga in Studiereader naar 'Lesmateriaal' -> kies Studiemeter
Ga in Studiemeter naar 'Methodes' -> kies Examencoach Nederlands

Hier kun je oefenexamens maken. Kies de examens op 3F-niveau. 
Dat is ook het niveau van de toets.

Slide 43 - Diapositive