Argumenteren H4

Argumenteren
1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Argumenteren

Slide 1 - Diapositive

Wat weet je nog van vorig jaar?
Er komen een aantal vragen over stof die je vorig jaar hebt gehad

Slide 2 - Diapositive

Auto's moeten uit de binnenstad, omdat ze erg vervuilend zijn.
Het gedeelte na de komma is een:
A
Redenering
B
Standpunt
C
Argument

Slide 3 - Quiz

De toets was te moeilijk. Iedereen had een onvoldoende.
De tweede zin is een
A
Redenering
B
Standpunt
C
Argument

Slide 4 - Quiz

Lezen is saai, dus het vak Nederlands is saai.
Het stuk na de komma is een:
A
Redenering
B
Standpunt
C
Argument

Slide 5 - Quiz

Kernenergie is veel beter voor het milieu, dus er moeten meer kerncentrales komen.
Dit hele stuk samen noemen we een:
A
Redenering
B
Standpunt
C
Argument

Slide 6 - Quiz

Standpunt, Argument en Redenering

  • Standpunt - een mening die iemand heeft
                   Signaalwoorden: ik vind dat..., mijn mening is...  dus...
  • Argument - onderbouwing voor het standpunt
                  Signaalwoorden: omdat, want, immers
  • Redenering - standpunt en argument samen 
                   Kan eerst standpunt, dan argument, maar kan ook                             andersom

Slide 7 - Diapositive

Feitelijk en Waarderend
Argumenten kan je onderverdelen in 2 soorten:
  • Feitelijk (objectief)
              - Gebaseerd op feiten 
              - Goed te controleren
  • Waarderend (subjectief)
              - Gebaseerd op mening
              - Lastig te controleren
              - Kan per persoon verschillen

Slide 8 - Diapositive

Mensen moeten minder vlees eten, want dat is niet zo lekker.
Wat is het argument?
A
Mensen moeten minder vlees eten
B
Dat is niet zo lekker

Slide 9 - Quiz

Dit argument was:
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 10 - Quiz

Uit onderzoek blijkt dat de leesvaardigheid van jongeren daalt, dus moet er meer gelezen worden op school.
Het argument is:
A
Uit onderzoek....jongeren daalt
B
Er moet meer gelezen worden op school

Slide 11 - Quiz

Dit argument was:
A
Feitelijk
B
Waarderend

Slide 12 - Quiz

Tegenargumenten
Tegenargumenten zijn argumenten tegen het standpunt
  • bijv. standpunt: Er moeten meer windmolens komen.
  • tegenargument: Windmolens verpesten het uitzicht.



Slide 13 - Diapositive

Weerlegging
Weerlegging gaat niet in op het standpunt, maar op de argumenten die zijn gegeven voor het standpunt.

  • Bijv. Redenering: Belangrijke politieke beslissingen zouden met een referendum besloten moeten worden, want het volk moet kunnen meebeslissen over het bestuur van het land.
  • Weerlegging: Het volk beslist al mee over het bestuur via het kiezen van onze politieke leiders. 


Slide 14 - Diapositive

Opdrachten
Ga nu opdr. 1 en 3 op blz. 128-130 maken om dit te oefenen.
Je mag in het boek schrijven.


Slide 15 - Diapositive