Herhalen H3 H4 (oefentoets)

Herhalen H3 H4 (oefentoets)
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Herhalen H3 H4 (oefentoets)

Slide 1 - Diapositive

Leg het begrip arbeidsovereenkomst uit.

Slide 2 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen een voltijd en deeltijdbaan?

Slide 3 - Question ouverte

In een bedrijf werken 3000 mensen.
Bereken hoeveel werkenden een vast contract
hebben. Schrijf je berekening op.

Slide 4 - Question ouverte

Hoe noem je de wet met regels voor veilige en gezonde arbeidsomstandigheden? 
A
Arbeidstijdenwet
B
Arbowet

Slide 5 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met arbeidsverdeling?

Slide 6 - Question ouverte

Noem een voordeel van arbeidsverdeling voor de werknemer.

Slide 7 - Question ouverte

Hoe lang mag een proeftijd maximaal duren?
A
1 maand
B
2 weken
C
2 maanden
D
3 weken

Slide 8 - Quiz

Wat is een opzegtermijn
A
proeftijd
B
geschoold werk
C
termijn dat je van te voren door moet geven dat je stopt met werken
D
geregistreerd werk

Slide 9 - Quiz

Periode waarin de werknemer zonder opgaaf van redenen ontslag mag krijgen en mag nemen.
A
Proeftijd
B
Opzegtermijn
C
CAO
D
Flexwerken

Slide 10 - Quiz

Als ik ontslag neem kan ik meteen stoppen met werken
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Noem twee redenen waarom een werkloze zich kan inschrijven bij het UWV.

Slide 12 - Question ouverte

Wat is scholing?

Slide 13 - Question ouverte

Een metselaar krijgt 1606 euro nettoloon. Er wordt 790 euro ingehouden. Wat zou zijn brutosalaris zijn?
De formule voor het berekenen van nettoloon is: brutoloon - inhoudingen van belastingen = nettoloon

Slide 14 - Question ouverte

Productiesectoren
Agrarische sector
Industriële sector
Dienstverlenende sector
Tuinbouwbedrijf
Akkerbouwbedrijf
Melkveebedrijf
Autofabriek
Meubelmakerij
Kledingfabriek
Frietfabriek 
Kledingwinkel
Reisbureau
Kapsalon

Slide 15 - Question de remorquage

Welke drie productiesectoren zijn er? Sleep de juiste antwoorden naar Juist en de onjuiste antwoorden naar Onjuist.
Juist
Onjuist
Agrarische sector
Grondstofsector
Industriële sector
Dienstensector
Verkoopsector
Productiesector

Slide 16 - Question de remorquage

Dienstverlenende productiesector
Industriële productiesector
Agrarische productiesector

Slide 17 - Question de remorquage

12 kasten gemaakt voor €2448 in totaal.

Wat kost het om 1 kast te maken? KOSPRIJS BEREKENEN


Slide 18 - Question ouverte

Wat is produceren?
A
het leveren van goederen en diensten
B
het maken van een film
C
het maken van goederen en het leveren van diensten
D
het leveren van goederen en het maken van diensten

Slide 19 - Quiz

Hoe veroorzaken mensen milieuschade? Noem 3 voorbeelden. 

Slide 20 - Question ouverte

Wat is het verschil tussen arbeidsintensief en kapitaalintensief arbeid?

Slide 21 - Question ouverte

Wat is afzet?
A
Opbrengsten
B
Kosten
C
Verkoopprijs
D
Aantal verkochte producten/diensten

Slide 22 - Quiz

Hoe bereken je de winst?

Slide 23 - Question ouverte

Een fabriek maakt zonnebloem olie. Daarvoor gebruikt de fabriek productiefactoren. 
Kies bij de voorbeelden de productiefactor
Zonnebloempitten
Persmachine
Bedrijfsleider Lisa
Natuur 
Kapitaal
Arbeid

Slide 24 - Question de remorquage

Geef twee voorbeelden van bedrijfskosten.

Slide 25 - Question ouverte

Hoe bereken je de omzet?

Slide 26 - Question ouverte