Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 85 min
Éléments de cette leçon
Herhaling 8.1-8.3
Planning komende weken
Herhaling 8.1-8.3
Zelfstandig aan de slag met bijwerken
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Herhaling 8.1-8.3
Herhaling door middel van LessonUp, dus:
Inloggen!
Hulpmiddelen:
Binas
Rekenmachine
Pen en papier
Slide 3 - Diapositive
Hiernaast is de structuurformule van een aminozuur afgebeeld. Welke groep is de zure groep?
A
R
B
COOH
C
NH2
D
H
Slide 4 - Quiz
In een zure oplossing bevinden zich altijd ........ ionen
A
H3O+ionen
B
H+ionen
Slide 5 - Quiz
A
dat doen de moleculen van salpeterzuur die in de oplossing bewegen
B
salpeterzuur is een sterk zuur en splitst in ionen en die kunnen bewegen in de oplossing
C
omdat de oplossing een hoge pH heeft
D
waterstof reageert met het negatieve ion
Slide 6 - Quiz
Welk zuur is dit?
A
Ethaanzuur
B
Ethaancarbonzuur
C
Butaanzuur
D
Propaanzuur
Slide 7 - Quiz
Is mierenzuur (HCOOH) een zwak of een sterk zuur?
A
zwak
B
sterk
Slide 8 - Quiz
Welke uitspraak is fout?
A
Zure oplossingen smaken zuur
B
De pH van een zure oplossing is groter dan 7
C
Zure oplossingen geleiden de stroom
D
Zure oplossingen beïnvloeden de kleur van een zuur-base-indicator
Slide 9 - Quiz
Wat gebeurt er met de pH als aan een basische oplossing een zuur wordt toegevoegd.
A
gaat omlaag
B
gaat omhoog
C
blijft gelijk
Slide 10 - Quiz
Zuur of base of neutraal? Azijn
A
Zuur
B
Base
C
Neutraal
Slide 11 - Quiz
De pH kan je meten met...
A
Custard
B
Zuur-base indicatoren
C
pH meter
D
Zuur-base indicatoren en een pH meter
Slide 12 - Quiz
Zuren zijn
A
Zouten
B
Metalen
C
Moleculaire stoffen
Slide 13 - Quiz
Een oplossing met de pH waarde 13 is
A
erg zuur
B
een beetje zuur
C
erg basisch
D
een beetje basisch
Slide 14 - Quiz
Ik heb een zuur-base-indicator die een gele kleur heeft terwijl de pH 3 is. Welke indicator kan dit zijn
A
broomfenol rood
B
methyl rood
C
di methyl geel
D
fenolftaleïne
Slide 15 - Quiz
is een sterk zuur
HNO3
A
goed
B
fout
Slide 16 - Quiz
Welke kleur heeft de indicator fenolftaleïne in een zure oplossing?
A
Roze
B
Paars
C
Rood
D
Kleurloos
Slide 17 - Quiz
Wanneer je een zure oplossing verdunt met water ...
A
... wordt de pH lager.
B
blijft de pH gelijk.
C
... wordt de pH hoger dan 7.
D
... wordt de pH hoger tot 7.
Slide 18 - Quiz
Waterstoffluoride (HF) is een...en HCl is een....
A
HF is sterk zuur, HCl is sterk zuur
B
HF is zwak zuur, HCl is zwak zuur
C
HF is sterk zuur, HCl is zwak zuur
D
HF is zwak zuur, HCl is sterk zuur
Slide 19 - Quiz
is een sterk zuur
H2SO4
A
goed
B
fout
Slide 20 - Quiz
Een zuur is een bijtende stof.
Welke pictogram moet er op het etiket van een zuur staan?
A
pictogram A
B
pictogram B
C
pictogram C
D
pictogram D
Slide 21 - Quiz
HCN is een zwak zuur
A
goed
B
fout
Slide 22 - Quiz
Een ander milieuprobleem is zure regen. Welke stof is medeverantwoordelijk voor zure regen?
A
koolstofdioxide
B
methaan
C
zwavelstikstof
D
zwaveldioxide
Slide 23 - Quiz
Noor heeft een oplossing van het zuur waterstofchloride in water. De pH van deze oplossing is ongeveer 2,0.
Wat is de kleur van de indicator dimethylgeel als ze deze aan de oplossing toevoegd?
A
Oranje
B
Geel
C
Groen
D
Rood
Slide 24 - Quiz
HCOOH is een sterk zuur
A
goed
B
fout
Slide 25 - Quiz
Met welk zuur heeft methanol gereageerd om deze ester te vormen?
A
propanol
B
propaanzuur
C
methaanzuur
D
pentaanzuur
Slide 26 - Quiz
Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen
Slide 27 - Quiz
Zuur of basisch bij fenolftaleïne?
A
zuur
B
basisch
C
neutraal
Slide 28 - Quiz
Als je suiker toevoegt aan een zure drank, dan is het nog steeds zuur.
A
juist, alleen overheerst
de zoete smaak
B
juist, je proeft de zure smaak nog steeds duidelijk
C
onjuist, het smaakt dan zoet
D
onjuist, het zuur wordt door suiker geneutraliseerd
Slide 29 - Quiz
Wat is de beste naam?
A
trichloorethaanzuur
B
2,2-chlorideethaanzuur
C
1,1-dichloorethaan-2-zuur
D
2,2-dichloorethaanzuur
Slide 30 - Quiz
Een zuur kan...
A
een elektron opnamen
B
een elektron afstaan
C
een H+ opnemen
D
een H+ afstaan
Slide 31 - Quiz
Wat is het tegenovergestelde van zuur?
A
zoet
B
zout
C
basisch
D
pittig
Slide 32 - Quiz
Het zuur worden van melk is een...
A
fase-overgang
B
scheiding van een mengsel
C
vorming van een mengsel
D
chemische reactie
Slide 33 - Quiz
Welk van onderstaande zuren is een tweewaardige zuur?
A
H3PO4
B
H2SO4
C
HNO2
D
HBr
Slide 34 - Quiz
Welke van deze groepen is het zuur?
A
-NH2
B
-COH
C
C=C
D
-COOH
Slide 35 - Quiz
In de volgende eliminatiereactie met ethanol ontstaat etheen. Er ontstaat slechts een fractie van het theoretisch berekende etheen. C2H5OH ⇌ H2O + C2H4 Bij deze reactie wordt een zuur gebruikt als katalysator.
Hoe kan men het rendement voor deze reactie verhogen?
A
De concentratie zuur verhogen
B
De overmaat ethanol onttrekken
C
Het alkeen onttrekken
D
De concentratie zuur verlagen
Slide 36 - Quiz
Ammonia heeft een pH van 11 Regenwater heeft een pH van 5 Wat is waar?
A
Ze zijn allebei zuur
B
Ze zijn allebei basisch
C
Ammonia is zuur, regenwater is basisch
D
Ammonia is basisch, regenwater is zuur
Slide 37 - Quiz
Een oplossing van een sterk zuur geleidt de stroom beter dan een oplossing van een zwak zuur
A
goed
B
fout
Slide 38 - Quiz
Koffie is een zwak zuur. Wat kan de pH zijn van koffie?