Les 9: Schriftliche Kommunikation 2

Cursus bedrijven Duits.
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Cursus bedrijven Duits.

Slide 1 - Diapositive

Les 9: Schriftliche Kommunikation 2

Slide 2 - Diapositive

Gesprächsaufgabe
Stellung: 

Benutze die folgende Wörter: weil, denn, aber, deswegen, zum Beispiel, das heißt, ebenfalls, einerseits, andererseits.

Tipp: sprecht bewusst langsamer, so dass ihr wirklich darauf achten könnt, um gute Sätze zu formulieren. 

Slide 3 - Diapositive

Satzbau
Hauptsatz-Hauptsatz
Hauptsatz-Nebensatz:

- kausale Nebensätze mit weil/ da
- Konditionale Nebensätze mit wenn
- Temporale Nebensätze mit als/ wenn
- Finale Nebensätze mit damit
- Nebensätze mit dass


Slide 4 - Diapositive

Maak een combinatie van twee hoofdzinnen, verbonden door een van deze voegwoorden: maar, want, en, maar t.s., of.

Slide 5 - Question ouverte

Herformuleer een van de zojuist besproken zinnen van hoofdzin-bijzin, naar bijzin-hoofdzin.

Slide 6 - Question ouverte

Herformuleer de zojuist besproken zin van hoofdzin-bijzin, naar bijzin-hoofdzin.

Slide 7 - Question ouverte

Formuleer een causale zin met het voegwoord 'da' op de vraag:
'Warum geben Sie mir nicht die Durchwahl vom Techniker?'

Slide 8 - Question ouverte

Als wir die Bestellung bekamen, stellte sich heraus, dass es nicht die richtigen Bestellung war.
Herformuleer de zojuist besproken zin van hoofdzin-bijzin, naar bijzin-hoofdzin.

Slide 9 - Question ouverte

(Jedes Mal) wenn ich das Gerät einschalten will, gibt es eine Störung.

Das Gerät …

Slide 10 - Question ouverte

(Immer) wenn ich nach Deutschland fahre, muss ich eine Bockwurst in einer Raststätte essen.

Ich muss …

Slide 11 - Question ouverte

In einigen Unternehmen gibt es Fitnessräume, damit die Mitarbeiter in der Pause sportlich aktiv sein können.

Damit ...

Slide 12 - Question ouverte

Schreibfertigkeit: die Großbuchstaben.

Slide 13 - Diapositive

- Personen, beroepen, namen
- Dieren
- Landen, provincies, steden en plaatsen
- Rivieren, bergen, zeeën
- Maanden, dagen en jaargetijden
- Dingen waarvoor je der/ die/ das kunt plaatsen (lidwoorden)
- Het persoonlijke voornaamwoord u (Sie)
- Het eerste woord van een zin

Slide 14 - Diapositive

Aufgabe
Voorzie de tekst daar waar nodig van hoofdletters.

Slide 15 - Diapositive

Die Fälle light

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Lien

Aufgabe
Schrijf een e-mail waarin je alle standaard bouwstenen verwerkt.
Schrijf daarnaast een kleine inhoudelijke boodschap over een aanmelding voor een Duitse taalcursus.
Let daarbij op het gebruik van hoofdletters en zet evt.deels de informatie over de naamvallen om tijdens het schrijven. 

Slide 18 - Diapositive