antistollingsmiddelen en middelen hartfalen

Stolling
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 150 min

Éléments de cette leçon

Stolling

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Antistollingsmiddelen

Om preventief of ter bestrijding van ongewenste stolling te voorkomen. 
Trombus is een stolsel dat kan ontstaan bij trombose. 
Trombus zet zich af tegen de aderwand.

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Aan welke stof kun je heel vaak denken dat zich aan de vaatwand hecht?
A
Plaque
B
Cholesterol
C
NSAID
D
Witte bloedcellen

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 4 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stollingsproces in 3 stappen
*Trombocyten klonteren samen (trombocytenaggregratie) tot een propje tegen de vaatwand.
*Stollingsfactoren (bloedeiwitjes) activeren elkaar.
*Voorloperstof van fibrine wordt omgezet in fibrine. Vormt draden en weeft zich tussen de trombocyten van de trombocytenprop in. Prop wordt helemaal ‘waterdicht’.



Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Zorgt voor het korstje op de wond

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Lichaam ruimt ook op:
Dit heet: Trombolyse

Afbreken van de propjes.
 
Maar soms is het te laat. 

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Stollingsproces en antistollingsmiddelen
Stappen in stolling:
 1, Trombocytenklontering; Trombocytenaggregratieremmers
2, Kettingreactie van stollingsfactoren; Orale anticoalgulantia
3, Fibrinenetwerkvorming; Heparinesoorten


1: Ascal®
2: Sintrom® en Marcoumar®
3: Heparinesoorten

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

bloedneus en maagbloeding!
Remmen de aanmaak van stollingsfactoren in de lever

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 14 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 15 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Directe Orale Anti Coagulatia: DOAC'S
  • Werken niet als vitamine K-antagonisten
  • remmen direct een stap in het stollingsproces (directe orale anticoagulantia) 
Vooral gebruik als antistolling bij atriumfibrilleren

Voordeel: vaste dosering, geen trombose dienst
Nadeel: geen middel om bloedingsneiging op te heffen 

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hartfalen of Decompensatio Cordis

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurt er bij hartfalen?
A
Het hart pompt te weinig uit
B
Het hart pompt te weinig zuurstofrijk bloed weg
C
Het hart pomp teveel uit
D
Het hart kent ritmestoornissen.

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hart pompt te weinig uit
  • Nieren reageren hierop  en maken een eiwit aan waardoor extra vocht wordt vastgehouden > Bloedvolume stijgt > hart wordt geholpen om hogere bloeddruk te maken.

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Links en rechts decompensatie
Links: Oedeem in romp en benen; Oedeem neemt af in de nacht > meer urineproductie s'nachts (Nycturie)

Rechts: Oedeem in de longen (benauwdheid); meer kussens nodig om te slapen (minder O2 opname = moe)  
S'nachts stroomt er meer bloed door de longen > meer kans op oedeem. S'nachts benauwd, vooral bij liggen, slecht slapen = moe

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Geneesmiddelen bij hartfalen
  • Hart(spier)krachtversterkers
  • Diuretica (H6)
  • Antihypertensiva (H6)
  • Antistolling
  • Zuurstof
  • Morfine
  • Perifere vaatverwijders (nitraten)
  • Anti- aritmica (als ritmestoornissen medeoorzaak zijn)

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hart(spier)krachtversterkers
Versterken de contractiekracht van het hart en verlagen de hartfrequentie.
3 groepen hart(spier)versterkers
  • RAAS- of ACE remmers (hoofstuk 6)
  • Digoxine
  • Bètablokker

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Morfine
Een lage dosis morfine helpt tegen benauwdheid door hartfalen.
Het dreigende gevoel van benauwdheid wordt minder..........angst en onrust nemen af. 
Hierdoor hoeft het hart mogelijk minder hart te werken. 

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Perifere vaatverwijders (Nitraten)

Nitraten zorgen voor verwijding van de "ver weg van het hart vaten"
Hierdoor hoeft het hart minder druk te leveren om het bloed rond te pompen. 

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht
Opdracht 1:

Wat is hartfalen?
Wat zijn de meest voorkomende oorzaken van hartfalen?
Wat zijn de symptomen van hartfalen?
Wat kan de zorgvrager zelf doen bij hartfalen?


Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Opdracht
Opdracht 2: 
Wat doet Anticoagulantia? 
Welke medicijnen vallen er onder de DOAC'S? Wat doen deze medicijnen?
Anti-aritmische stoffen zijn......
Anti-angineuze medicijnen zijn.... 
Medicijnen die de hoeveelheid cholesterol in het bloed veranderen.... heten? Wat doen deze medicijnen in het lichaam?  

Noem bij elk groep 3 voorbeelden. 

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions




Zijn er nog vragen??







Zijn er nog vragen??

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions