H6 Grammatica zinsdelen - ambiguïteit

Ambiguïteit
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 1 min

Éléments de cette leçon

Ambiguïteit

Slide 1 - Diapositive

Wat is ambiguïteit?
A
Zinnen die maar 1 betekenis hebben.
B
Zinnen die je op meerdere manieren uit kan leggen.
C
Iemand met 2 persoonlijkheden.
D
Iemand met heel veel persoonlijkheden.

Slide 2 - Quiz

Wat is de oorzaak van ambiguïteit?
A
De zin bevat een homoniem.
B
De zin bevat een woordgroep die meerdere betekenissen heeft.
C
Je kunt de zin op twee manieren ontleden.
D
De zin bevat een synoniem

Slide 3 - Quiz

Ambiguïteit
Ambigue = dubbelzinnig 
(op meerdere manieren op te vatten)

Woord met meerdere betekenissen (homoniem)
Woordgroep met meerdere betekenissen
Redekundig ontleden
Onduidelijke verwijzing

Slide 4 - Diapositive

Homoniem
De taxichauffeur zette zijn klanten af.

Hier kan afzetten betekenen 'afleveren', maar ook 'te veel laten betalen'.

-> ander voorbeeld op volgende slide.

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Woordgroep met 
meerdere betekenissen

Het schilderij van oom Karel is gestolen.

Oom Karel is de eigenaar.
Oom Karel is op het schilderij afgebeeld.
Oom Karel heeft het schilderij gemaakt.
-> ander voorbeeld op volgende slide.



Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Is het verstandig om ambiguïteit te gebruiken in een zakelijke brief en waarom wel/niet?

Slide 9 - Question ouverte

Slide 10 - Diapositive

Is er sprake van ambiguïteit?
Ook je enkel laten afzetten bij Schiphol
gaat straks geld kosten.
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Diapositive

Wat gaat er mis op het plaatje
van Fokke en Sukke?

Slide 13 - Question ouverte

Is de volgende zin een onduidelijke verwijzing?
De boerin melkt de koe Gerda en haar dochter.
A
Ja
B
Nee

Slide 14 - Quiz

Is de volgende zin een onduidelijke verwijzing?
De krokodil at de voorbijganger en zijn kind op.
A
Ja
B
Nee

Slide 15 - Quiz

Op twee manieren ontleden
Ferdinand groette de man met de pet.

Twee mogelijkheden:
De man met de pet = lijdend voorwerp
De man met de pet wordt gegroet door Ferdinand.
De man = lijdend voorwerp
met de pet = bijwoordelijke bepaling
Met de pet groette Ferdinand de man.

Slide 16 - Diapositive

Wie laat wie niet in de kou staan?

Slide 17 - Diapositive

'Kees sloeg de docent met een pan op haar hoofd'
Hoe ontleed je deze zin?
A: De docent met de pan sloeg Kees op haar hoofd.
B: Met een pan sloeg Kees de docent op haar hoofd.
A
alleen met antwoord A
B
alleen met antwoord B
C
met antwoord A en B
D
met allebei niet

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Diapositive

Mijn zus is gelukkig getrouwd.

Noem twee verschillende betekenissen van deze zin.

Slide 20 - Question ouverte

Om het af te leren:

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive