Hoe werken markten? - les 1

1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Plattegrond

Slide 2 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?
  • Vakantie
  • Introductie hoofdstuk 3
  • Leerdoelen hoofdstuk 3 paragraaf 1
  • Uitleg paragraaf 1
  • Aan het werk
  • Bespreken leerdoelen

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Welke goederen en diensten zie je?
Wanneer is het een product en wanneer een dienst?
(her)ken je verschillende markten?

Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen 
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen concrete en abstracte markten
  • Je kunt uitleggen dat het de betalingsbereidheid en het consumetensurplus verschillend is bij verschillende prijzen
  • Je kunt de vraaglijn tekenen en de vraagfunctie opstellen.

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Verschuiving van de vraaglijn
  • Betekenis van deze vraaglijn?
  • Bij elke prijs is de vraag groter geworden.
  • Oorzaken van grotere vraag?
  • hoger inkomen
  • concurrentie is duurder geworden
  • goede reclame


  • Kortom: er is iets veranderd in 1 van de overige omstandigheden die vraag bepalend is.

Slide 15 - Diapositive

Verschuiving van de vraaglijn
  • Betekenis van deze vraaglijn?
  • Bij elke prijs is de vraag groter geworden.
  • Oorzaken van grotere vraag?
  • hoger inkomen
  • concurrentie is duurder geworden
  • goede reclame


  • Kortom: er is iets veranderd in 1 van de overige omstandigheden die vraag bepalend is.

Slide 16 - Diapositive

Vraagfactoren
Behalve de prijs, wordt de individuele vraag naar een product beïnvloed door:
- budget (inkomen)
- voorkeuren
- aanwezigheid & prijs van substitutiegoederen
- aanwezigheid & prijs van complementaire goederen

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Substitutiegoederen
Substitutiegoederen zijn goederen die elkaar in het gebruik kunnen vervangen.  
 
 Enkele voorbeelden van substitutiegoederen: 
  • in plaats van de auto te gebruiken, kun je ook de trein nemen. 
  • koffie drinken, kun je vervangen door thee drinken. 
  • om een kaars aan te steken kun je een aansteker gebruiken, maar ook een lucifer.

Slide 19 - Diapositive

Complementaire goederen
Complementaire goederen zijn goederen die elkaar in het gebruik aanvullen. 
 
Bijvoorbeeld:  
koffie en koffiemelk 
auto en benzine 
patat en mayonaise 
tandpasta en een tandenborstel

Slide 20 - Diapositive

Als de vraag naar een product stijgt...
A
... verschuift de vraaglijn naar rechts
B
... verschuift de vraaglijn naar links
C
... De vraaglijn verschuift omhoog
D
...De vraaglijn verschuift omlaag

Slide 21 - Quiz


Waarom gaat de vraaglijn altijd omlaag?
A
Hoe hoger de prijs, hoe hoger de vraag
B
Hoe hoger de prijs, hoe lager de vraag
C
Omdat de vraaglijn omhoog gaat
D
Omdat er altijd evenwicht is.

Slide 22 - Quiz

In plaats van koffie kun je ook thee drinken. Dit is een voorbeeld van substitutiegoederen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 23 - Quiz

Een auto en benzine zijn voorbeelden van complementaire goederen
A
Waar
B
Niet waar

Slide 24 - Quiz

Complementaire goederen
Substitutie goederen
koffie thee
schoen veter
auto
fiets
afwasmiddel afwasborstel
frikandel kroket
racket shuttle

Slide 25 - Question de remorquage

Aan het werk 


De komende 10 minuten gaat iedereen aan het werk met deze opdrachten. Je kunt nu geen vragen stellen of overleggen. 

VWO: opdracht 1 t/m 17.
Havo: 1 t/m 13.

timer
10:00

Slide 26 - Diapositive

Leerdoelen 
  • Wat is het verschil tussen een concrete en abstracte markt?
  • Waarom is het consumentensurplus anders bij een prijs van €25 dan bij een prijs van €45?

Slide 27 - Diapositive

Controleren leerdoelen

Slide 28 - Diapositive

Wanneer de prijs van een product veranderd is er sprake van een verplaatsing van de vraaglijn.
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quiz

Noem de vier factoren die invloed hebben op de vraag?

Slide 30 - Question ouverte

Keuzewerk


Je kunt aan de slag met de volgende keuzes: 
  • Basis: havo 11 t/m 13
    vwo: 11 t/m 14
  • Ondersteuning: Herhalingsopdrachten 3.1 (blz 90)
  • Verrijking: Plusopdrachten 3.1 (blz 92)
timer
10:00

Slide 31 - Diapositive

Huiswerk 


Afmaken paragraaf 1

Slide 32 - Diapositive