Formatieve toets hoofdstuk 4

Formatieve toets § 4.1 -4.2-4.4
Belangrijk:
- Jullie hebben 20 minuten de tijd.
- Je werkt alleen.


Succes!
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Formatieve toets § 4.1 -4.2-4.4
Belangrijk:
- Jullie hebben 20 minuten de tijd.
- Je werkt alleen.


Succes!

Slide 1 - Diapositive


Tigo en Mads praten over scheikunde:
Tigo zegt: Koolwaterstoffen bestaat uit water (H2O) en koolstof (C)
Mads zegt: Bij de verbranding van koolwaterstoffen ontstaat water (H2O) en koolstofdioxide (CO2)
Wie heeft er gelijk?
A
Tigo
B
Mads
C
Tigo en Mads
D
Geen van beiden

Slide 2 - Quiz


Bij een schoorsteenbrand reageert roet (koolstof (C) ) 
met koolstofdioxide (CO2 )
Er ontstaat dan koolstofmono-oxide (CO)
Koolstofmono-oxide is een giftig gas. 
Leg uit waarom het zo gevaarlijk is. Kies het beste antwoord.
A
Koolstofmono-oxide is slecht voor het milieu. Hierdoor warmt de aarde op.
B
Koolstofmono-oxide kun je niet zien en ruiken. Daardoor heb je niet in de gaten dat je het inademd.
C
Koolstofmono-oxide is gevaarlijk omdat het explosief is.
D
Koolstofmono-oxide tast je longen aan waardoor je stikt.

Slide 3 - Quiz


In aardolie komt vaak nog het element zwavel (S) voor. Als aardolie wordt verbrand, wordt dus ook de zwavel (S) verbrand.

Welke reactieproducten heb je bij de verbranding van zwavelhoudende benzine?
A
koolstofdioxide en water
B
koolstofdioxide, koolstofmonoxide en water
C
koolstofdioxide, zwaveloxide en water
D
koolstofmono-oxide, zwaveldioxide en water

Slide 4 - Quiz

Is NaCl ontleedbaar of niet-ontleedbaar? (5)

A
ontleedbaar
B
niet-ontleedbaar

Slide 5 - Quiz

Geef aan welke stof ontleedbaar of niet-ontleedbaar is.
wel ontleedbaar
niet ontleedbaar
C6H12O6
H2
He
NO2

Slide 6 - Question de remorquage

Is koolstof ontleedbaar of niet-ontleedbaar? (5)

A
ontleedbaar
B
niet-ontleedbaar

Slide 7 - Quiz


Heptaan (C7H16) is een vloeistof die soms voorkomt in benzine. 
Schrijf de reactievergelijking van de volledige verbranding van heptaan. Bij de volledige verbranding ontstaan koolstofdioxide en water. Let op dat je ook de fasen vermeld. 

Slide 8 - Question ouverte


Met welk reagens kun je aantonen dat er H2O in het uitlaatgas zit, en wat neem je dan waar?

Slide 9 - Question ouverte


Keukenzout (NaCl) is een zout die je kan ontleden door elektriciteit in zijn bestanddelen natrium en chloorgas.  
Schrijf de reactievergelijking van de ontleding op. Let op dat je ook de fasen vermeld. 

Slide 10 - Question ouverte


In de afbeelding hiernaast zie je een opstelling. 
Welk verbrandingsproduct wordt er bij 4 aangetoond? Welke waarneming doe je?

Slide 11 - Question ouverte


Bij een schoorsteenbrand reageert roet (koolstof) met koolstofdioxide. Er ontstaat dan koolstofmono-oxide.
Geef de kloppende reactievergelijking, zet ook de juiste fases erbij 

Slide 12 - Question ouverte


Henk en Ingrid doen een experiment. Ze verbranden in totaal 4,4 g propaan (C4H8). Ze meten in totaal 20,4 g aan reactieproducten.
Hoeveel zuurstof heeft er gereageerd met het propaan?


Slide 13 - Question ouverte


Waterstof is een brandstof voor auto's. Waterstof wordt opgewekt uit de ontleding van water. 
Geef de reactievergelijking van de ontleding van water, incl. de juiste fasen.

Slide 14 - Question ouverte


Lees de afbeelding hiernaast.

In welke energiesoort wordt in de vorm van waterstof aan de brandstofcel toegevoegd?
A
Bewegingsenergie
B
Thermische-energie
C
Chemische energie
D
Geen

Slide 15 - Quiz


Henk en Ingrid hebben tijdens een experiment propaan (C3H8) verbrand. Ze hebben hiervoor 25 g O2 nodig gehad.
De dichtheid van zuurstof is 1,43 g/L. 
Bereken hoeveel Liter zuurstof ze nodig hebben gehad. 
A
25 L
B
17,5 L
C
15 L
D
12,5 L

Slide 16 - Quiz

Bij een vlam in de pan krijg je de brand uit door een deksel over de pan te schuiven.
Wat is een belangrijk aandachtspunt bij de controle?
A
de pan zo snel mogelijk van het fornuis halen
B
de pan laten staan totdat deze is afgekoeld
C
de pan met een emmer koud water koelen

Slide 17 - Quiz


Voor een brand moet aan drie voorwaarden zijn voldaan. Deze drie voorwaarden kunnen in een zogenoemde branddriehoek worden weergegeven.
In de figuur hiernaast is één voorwaarde in de branddriehoek opgenomen, namelijk zuurstof.
 
Welke 2 missen?

A
Brandstof en warmte
B
Brandstof en temperatuur
C
Koolwaterstof en ontbrandingstemperatuur
D
Brandstof en ontbrandingstemperatuur

Slide 18 - Quiz


Welke brandvoorwaarde haal je weg als je bij een brand in huis ramen en deuren sluit. 
A
brandstof
B
ontbrandingstemperatuur
C
zuurstof
D
zowel A, B als C

Slide 19 - Quiz