Toets klimaat

Welke twee klimaten komen uitsluitend voor op lage breedte?
A
Het savanneklimaat en het toendraklimaat.
B
Het steppeklimaat en het poolklimaat.
C
Het savanneklimaat en het tropisch regenwoudklimaat.
D
Het steppeklimaat en het landklimaat.
1 / 26
suivant
Slide 1: Quiz
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs.

Éléments de cette leçon

Welke twee klimaten komen uitsluitend voor op lage breedte?
A
Het savanneklimaat en het toendraklimaat.
B
Het steppeklimaat en het poolklimaat.
C
Het savanneklimaat en het tropisch regenwoudklimaat.
D
Het steppeklimaat en het landklimaat.

Slide 1 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Beoordeel de stellingen.
I: In een tropisch regenwoudklimaat is het altijd warmer dan 25 °C.
II: In een toendraklimaat is het in de zomer gemiddeld kouder dan 10 °C.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het klimaat is het gemiddelde weer van een lange periode. Hoe lang is deze periode?
A
1 jaar
B
5 jaar
C
30 jaar
D
50 jaar

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk de afbeelding
Achmed reist door Afrika vanaf de evenaar naar de noordkust. Welke vier klimaten passeert hij achtereenvolgens?
A
Tropisch regenwoudklimaat, savanneklimaat, steppeklimaat, woestijnklimaat.
B
Tropisch regenwoudklimaat, savanneklimaat, woestijnklimaat, steppeklimaat.
C
Tropisch regenwoudklimaat, steppeklimaat, savanneklimaat, woestijnklimaat.
D
Tropisch regenwoudklimaat, woestijnklimaat, steppeklimaat, savanneklimaat

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

‘Hoe hoger, hoe kouder.’ Welke twee betekenissen heeft het woord hoger hier?
A
Hoog in de bergen en een hoge temperatuur.
B
Een hoge temperatuur en een hoge functie.
C
Een hoge functie en een hoge breedte.
D
Een hoge breedte en hoog in de bergen.

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoog in de bergen zie je in de zomer soms sneeuw liggen. De plaats waar dit begint, is de sneeuwgrens. Je staat in een dal en je kijkt naar de sneeuwgrens. Het dal ligt 500 meter boven de zee. Het weerbericht geeft aan dat het in dat gebied 18 °C is. Hoe hoog ligt de sneeuwgrens?
A
Op 500 meter hoogte.
B
Op 1800 meter hoogte.
C
Op 3500 meter hoogte.
D
Op 5000 meter hoogte.

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De zon geeft elke dag van het jaar dezelfde hoeveelheid energie. Toch is het niet elke dag even warm. Hoe komt dat?
A
Door de afstand die het zonlicht aflegt door de atmosfeer en de invalshoek.
B
Door de afstand tussen de aarde en de zon en de hoogteligging van een plaats.
C
Door de hoogteligging en de afstand die het zonlicht aflegt door de atmosfeer.
D
Door de invalshoek van het zonlicht en de afstand tussen de aarde en de zon.

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bekijk de wereldkaart. Welk klimaat is hier aangegeven?
A
Tropisch regenwoudklimaat
B
Savanneklimaat
C
Landklimaat
D
Steppeklimaat

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de overeenkomst tussen een woestijnklimaat en een poolklimaat?
A
Beide klimaten komen alleen op het noordelijk halfrond voor.
B
Beide klimaten komen alleen op het zuidelijk halfrond voor.
C
In beide klimaten leven geen dieren.
D
In beide klimaten groeien bijna of geen planten.

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Beoordeel de stellingen.
I Het noordelijk halfrond heeft de hoogste zonnestand tussen september en maart.
II Het zuidelijk halfrond heeft de hoogste zonnestand tussen november en april.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De evenaar ligt op een lage breedte. Evenwijdig aan de evenaar lopen nog enkele lijnen met een naam. Welke lijnen kom je achtereenvolgens tegen als je van de evenaar naar het noorden reist?
A
Evenaar, Kreeftskeerkring, poolcirkel, Noordpool.
B
Evenaar, Kreeftskeerkring, poolcirkel, Zuidpool.
C
Evenaar, Steenbokskeerkring, poolcirkel, Noordpool.
D
Evenaar, Steenbokskeerkring, poolcirkel, Zuidpool.

Slide 11 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Beoordeel de stellingen.
I De Kreeftskeerkring ligt op 23,5° zuiderbreedte.
II Gebieden rond de evenaar kennen geen seizoenen.

A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Beoordeel de stellingen.
I Een belangrijk verschil tussen het regenwoudklimaat en het savanneklimaat is de hoeveelheid regen.
II Het woestijn- en steppeklimaat vallen onder de droge klimaatzones. Deze komen rond 45 NB° en 45° ZB voor.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke uitspraak is onjuist over het gematigd zeeklimaat:
A
Gebieden met een gematigd klimaat kennen vier duidelijke seizoenen: lente, zomer, herfst en winter.
B
Het gematigd klimaat komt voor in veel gebieden tussen de 40 en 55º NB en ZB.
C
Een duidelijke invloed van de zee merkbaar.
D
Gebieden die dicht bij de zee liggen hebben vaak strenge winters en hete zomers

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Beoordeel de stellingen.
I In Nederland is er gedurende het jaar een duidelijk verschil in de maximumtemperatuur.
II Dicht bij de evenaar is er gedurende het jaar bijna geen verschil in de minimumtemperatuur.
A
I is juist, II is onjuist.
B
I is onjuist, II is juist.
C
Beide zijn juist.
D
Beide zijn onjuist.

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hieronder staan vijf kenmerken die te maken hebben met de invalshoek van het zonlicht. Welke drie kenmerken komen voor in de tropen?
1. Een hoge zonnestand.
2. Een grote invalshoek.
3. Een grote schaduw.
4. Een groot oppervlak dat verwarmd wordt.
5. Het licht volgt een korte afstand door de atmosfeer.

Slide 16 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

In het savanneklimaat valt meer regen dan in het zeeklimaat. Toch hebben mensen in het savanneklimaat meer last van een watertekort dan in het zeeklimaat. Geef hiervoor twee verklaringen.

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Als het op de noordpool, pooldag is, is het op de zuidpool ...?
A
Poolnacht
B
Ook pooldag

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is het nu pooldag of poolnacht op de
Noordpool?
A
Poolnacht
B
Pooldag

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In juni bevind de pooldag zich dus.....
A
op de noordpool
B
op de zuidpool

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Weer:
klimaat:
Gemiddelde weer
Groot gebied
Klein gebied
Toestand in de lucht
lange periode 
korte periode 

Slide 21 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Korte waterkringloop
Lange waterkringloop
afstromen
neerslag
Infiltreren
Verdamping
Condenseren

Slide 22 - Question de remorquage

nu kun je je kennis testen. 
De seizoenen in Nederland
Zet de foto's bij het juiste seizoen

Slide 23 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

A
B
C
Verdamping
Neerslag
Condensatie

Slide 24 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke soorten neerslag zie je? 
Sleep de begrippen naar de juiste afbeelding. 
Stijgingsneerslag
Frontale neerslag
Stuwingsneerslag

Slide 25 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Loefzijde
Lijzijde/regenschaduw
stuwingsregen

Slide 26 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions