Lesson 42

• Engels
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Today’s lesson 

• Grammar unit 7: explanation 
  
• Past simple: to be 
  
• Past simple regular verbs 
  
• Time to do homework: 7 grammar exercises 
  

Today’s lesson 

Past Simple

Past simple

• What does past mean?
  
• Verleden 
  
• Past simple
  
• Verleden tijd
  
• Iets wat in het verleden is gebeurt en nu is afgelopen
  

verleden tijd van  'to be '

-

Past simple - to be 

• What does to be mean? 
  
• -> zijn 
  
• Present simple to be -> I am, you are, he/she is
  
• But now we’re learning:
• Past simple to be -> I was, you were, he/she was
  

Past Simple of to be (2)

• I - was
• you - were
• He/she/it - was
• We/you/they - were

Leerdoel: ik kan het werkwoord 'to be' in de verleden tijd gebruiken

let op het verschil: where = waar en were = waren ( verleden tijd van zijn)

I

He/She/It

You

We

They

was

Were

She ... the best singer ever.

1. was
2. were

The boys ___ gaming.

1. was
2. were

You ... watching a movie last night.

1. was
2. were

The girl ... in her room the whole time.

1. was
2. were

The children .... very happy to meet him.

1. was
2. were

He ______ always very nice to me.

We _________tired when we arrived

It ________ cold yesterday

They ________ on the bus when I called

I, he, she, it
krijgt ...

1. was
2. were

you, we, they
krijgt ...

1. was
2. were

In de verleden tijd gebruik ik ... voor het werkwoord 'zijn' (to be)

1. am/are/is
2. was/were

Past simple 

• Je gebruikt de Past Simple als je zeker weet dat iets in het verleden gebeurd is en nu afgelopen is.
• Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten etc. die in het verleden gebeurd zijn en nu helemaal klaar zijn.

• Je vormt de Past Simple door de stam van een werkwoord te pakken en daar –ed aan vast te plakken. De Past Simple van ‘to work’ is dus de stam (work) met –ed erachter                worked.
  

Example sentences 

• I watched TV yesterday night. 
  
• Isa texted her mother during class.
  
• Milan played some games on his iPad.
  
• Last year we travelled to Spain.
  

Past Simple - Signaalwoorden

In de zin staan vaak een tijdsbepaling van verleden tijd.

• yesterday
• last week
• ten minutes ago
• in 2007
• this morning
  

 Regelmatige werkwoorden (rww)

Achter het werkwoord plaats je 'ed'

I walk -> I walked

it rains-> it raineded

they beg-> they begged

 RWW Spelling

• Als een werkwoord eindigt op -e, dan komt er in de past simple alleen een -d achter: 
  
• I live - I lived
  
• you move - you moved
• In de past simple wordt de laatste medeklinker verdubbeld als er één klinker voor staat: 
  
• I drop - I dropped
  
• they plan - they planned
  

 RWW Spelling

Als een werkwoord eindigt op -y, dan komt er in de past simple een -ied achter:

I carry- I carried

you study- you studied

In de past simple komt er een -ed achter als er een klinker voor staat:

I play - I played

Past Simple - Vraag/Ontkenning

Vraagzinnen

Did + hele ww (1e kolom):

Did you walk to school yesterday?

Ontkennende zinnen

Didn't + hele www (1e kolom):

You didn't walk to school yesterday.

What now? 

Do the homework in ‘My English Lab’