trappen van vergelijking

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Formuleren: trappen van vergelijking 

havo leerjaar 4

DOEL

-Je kent de trappen van vergelijking.

- Je weet wanneer je als/dan moet gebruiken bij de trappen van vergelijking.

Trappen van vergelijking

Schrijfwijze (vorm)

• De stellende trap: schrijf je zo eenvoudig mogelijk > het huis is mooi, dat is erg ver.

• De vergrotende trap: plak -er achter het woord (of -der als het woord op een r eindigt) > dat huis is mooier, dat is nog veel verder.

Schrijfwijze (vorm)

• De overtreffende trap: zet -st of -ste achter het woord > (het) mooist(e), (het) verst(e).
• Een woord dat op st of sch eindigt, krijgt geen -st, maar meest ervoor: (het) meest gepast, (het) meest logisch
  

Hieronder staan trappen van vergelijking. Vul elke trap van vergelijking aan.
1 … - bozer - …
2 goed - … - …

1. boos, boost, goeder, goedst
2. boos, boost, beste, best
3. boos, boost, beter, best
4. boos, boost, beter, goedst

Let dus op!

De woorden goed, graag, veel en weinig hebben een afwijkende vergrotende en overtreffende trap: 

• goed – beter – best; 
• graag – liever – liefst; 
• veel – meer – meest; 
• weinig – minder – minst.

Als/dan

• Gebruik dan (=er is een verschil):

1. bij een vergrotende trap: meer dan, kleiner dan, mooier dan
2. bij ander, andere en anders: het is anders dan ik dacht.

• Gebruik als (=de twee zaken zijn hetzelfde):

1. bij net zo en even: net zo groot als, even mooi als
2. bij niet zo: niet zo groot als
3. bij ... keer zo: vier keer zo groot als..

Maak zelf zinnen met de trappen van vergelijking. Gebruik de plaatjes op de volgende dia's

Schattig

Lekker

Mooi

DE FOUTJES

• Lisa is jonger als mij. = fout
• Er is sprake van een verschil > gebruik 'dan'
• Als je de zin langer maakt, hoor je dat er 'ik' hoort te staan (niet 'mij')

• Lisa is jonger dan ik (ben). = correct

Dus...

• Kijk goed of er sprake is van een verschil (dan) of niet (als).
• Om te weten of je ik/mij, hij/hem, jij/jou, etc. gebruikt, maak je de zin langer door hem aan te vullen met een persoonsvorm.

• Hij is net zo lang als ik (ben).
• Ik vind hem aardiger dan (dat ik) haar (vind).

Vandaag ben ik even slim als/dan hem/hij.

1. als en hem
2. als en hij
3. dan en hem
4. dan en hij

Evaluatie

Heb je de lesdoelen behaald?

-Weet je wat de trappen van vergelijking zijn?

-Weet je wanneer je 'dan' gebruikt?

-Weet je wanneer je 'als' gebruikt?

Aan het werk

Wat? Maak de opdrachten van H5 Taalverzorging: trappen van vergelijking

Hoe? Zelfstandig/tweetallen

Hoe lang? De rest van de les

Hulp? Docent, boek of klasgenoot

Klaar? Doe rustig iets voor jezelf